autorijden - onregelmatig werkwoord
uitspraak: au-to-rij-den
1. besturen van een auto
♢ het is vijf uur autorijden naar Parijs
Onregelmatig werkwoord: au-to-rij-den
ik rij(d) auto (... ik autorij(d))
jij/u rijdt auto (... jij autorijdt)
hij/zij rijdt auto (... hij autorijdt)
wij/zij/jullie rijden auto (... wij autorijden)
ik/jij/u/hij/zij reed auto (... ik autoreed)
wij/zij/jullie reden auto (... wij autoreden)
hij heeft autogereden
autorijdend, autorijdende
Synoniemen
chaufferen, rijden
Gepubliceerd op 14-11-2017
autorijden
betekenis & definitie