arriveren - regelmatig werkwoord
uitspraak: ar-ri-ve-ren
1. na een reis ergens komen
♢ onze gast is zojuist gearriveerd
Regelmatig werkwoord: ar-ri-ve-ren
ik arriveer
jij/u arriveert
hij/zij arriveert
wij/zij/jullie arriveren
ik/jij/u/hij/zij arriveerde
wij/zij/jullie arriveerden
hij is gearriveerd
de/het/een gearriveerde ....
Synoniemen
aankomen
Tegenstellingen
heengaan, opbreken, smeren, vertrekken, weggaan, wegwezen
Gepubliceerd op 14-11-2017
arriveren
betekenis & definitie