zojuist - bijwoord
uitspraak: zo-juist
1. nog maar korte tijd (geleden)
♢ we hebben zojuist een auto gekocht
Bijwoord: zo-juist
Synoniemen
daarnet, juist, laatst, nauwelijks, net, onlangs, pas, recentelijk, zo-even
Tegenstellingen
al, reeds
Gepubliceerd op 14-11-2017
zojuist
betekenis & definitie