Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

Gepubliceerd op 14-11-2017

afzien

betekenis & definitie

afzien - onregelmatig werkwoord
uitspraak: af-zien

1. iets ergs voelen
♢ het was wel afzien tijdens die marathon
2. het niet meer willen
♢ ik heb afgezien van mijn plan
3. het er niet aan opmerken
♢ je kunt niet aan die jurk afzien dat hij zo duur is

Onregelmatig werkwoord: af-zien
ik zie af (... ik afzie)
jij/u ziet af (... jij afziet)
hij/zij ziet af (... hij afziet)
wij/zij/jullie zien af (... wij afzien)
ik/jij/u/hij/zij zag af (... ik afzag)
wij/zij/jullie zagen af (... wij afzagen)
hij heeft afgezien

Synoniemen
lijden

< >