Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

Gepubliceerd op 14-11-2017

afzetten

betekenis & definitie

afzetten - regelmatig werkwoord
uitspraak: af-zet-ten

1. het aan een ander geven in ruil voor geld
we hebben weer heel wat producten afgezet dit jaar
2. je ergens tegen afduwen om vaart te krijgen
♢ ik zette me af tegen de steiger en de boot gleed weg
3. te veel geld laten betalen
♢ hij heeft me afgezet door drie euro te rekenen voor dat ijsje
4. van de omgeving afscheiden
♢ het gebied van de misdaad was afgezet met lint
5. laten merken dat je het niet met hem eens bent
♢ hij zet zich voortdurend af tegen zijn moeder
6. de leiding afnemen
♢ de wethouder werd uiteindelijk afgezet
7. er een rand langs maken
♢ de cape was afgezet met bond
8. de knop omzetten zodat het niet meer werkt
♢ hij zette het geluid van de televisie af
9. vervelende gedachten uit je hoofd zetten
♢ ik kon dat idee niet van me af zetten
10. op een bepaalde plaats brengen en zelf verder gaan
♢ ik zal je op weg naar het museum even afzetten bij het station

Regelmatig werkwoord: af-zet-ten
ik zet af (... ik afzet)
jij/u zet af (... jij afzet)
hij/zij zet af (... hij afzet)
wij/zij/jullie zetten af (... wij afzetten)
ik/jij/u/hij/zij zette af (... ik afzette)
wij/zij/jullie zetten af (... wij afzetten)
hij heeft afgezet
de/het/een afgezette ....

Synoniemen
afdraaien, afwerpen, omzetten, uitdoen, uitdraaien, uitknippen, uitschakelen, uitzetten, verhandelen, verkopen

Tegenstellingen
aanzetten, inschakelen, kopen