Gepubliceerd op 01-12-2020

uitspoeling

betekenis & definitie

afvoer van stoffen uit de bodem door neerwaartse verplaatsing van het bodemvocht. Uitspoeling staat tegenover afstroming, waarbij sprake is van verplaatsing over het bodemoppervlak.

Bij uitspoeling gaat het niet zozeer om het bodemvocht zelf als wel om de stoffen die daarin aanwezig zijn in opgeloste of colloïdale vorm. Door uitspoeling geraken deze stoffen in het grondwater en daarmee in het oppervlaktewater waar zij ongewenste effecten kunnen teweegbrengen. De mate waarin een stof uitspoelt, is afhankelijk van het optreden van vastleggingsreacties in de bodem (→ adsorptie en precipitatie), opname door gewas of vegetatie, en van de intensiteit van de neerwaarts gerichte waterstroom. Een anion zoals nitraat dat niet in de bodem wordt vastgelegd kan gemakkelijk uitspoelen, zeker wanneer het wordt toegediend in hoeveelheden die de behoefte van het gewas overtreffen of wanneer het land braak ligt. Hoewel fosfaat eveneens een anion is, wordt het in de meeste gronden vrij sterk vastgelegd en spoelt het nauwelijks uit. Wanneer echter de vastleggingscapaciteit van de bodem door een grote aanvoer van fosfaat verzadigd raakt, treedt ‘doorslag’ van het bodemfilter op met als gevolg een snelle stijging van de concentratie in het → zakwater.

Bij de uitspoeling van zware metalen kan chelaatvorming een belangrijke rol spelen, omdat daardoor een omzetting kan plaatsvinden van kationen die sterk in de bodem worden vastgelegd naar negatieve of ongeladen complexen die veel minder goed worden tegengehouden. Ook voor organische bestrijdingsmiddelen geldt dat de kans op uitspoeling afhangt van de mate van vastlegging, maar daarnaast is de → afbreekbaarheid van belang, omdat de stof al afgebroken kan zijn voor zij uitgespoeld wordt.