mortaliteit
(zelfstandig naamwoord) [alg.] zie: uit Frans ontleend, geen Engels
Frens Bakker, Els Ruijsendaal, Paul Uljé, Dick van Zijderveld (2022)
Wiktionary (2019)
mortaliteit - Zelfstandignaamwoord 1. (medisch) sterftecijfer Woordherkomst afgeleid van het Franse mortalité (met het achtervoegsel -iteit)
Anneke van Schie (2000)
Geeft het aantal sterfgevallen over een bepaalde periode aan, betrokken op de risicopopulatie.
A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)
[Lat. mortalitas = sterfelijkheid, van mortalis = sterfelijk, van mors, z.a.] sterfte(cijfer).
G. Th. van Kempen (1974)
sterftecijfer, aantal individuen in een populatie (in verhouding tot het totaal), dat in een bepaalde tijd sterft. Bij hogere organismen vooral afhankelijk van de leeftijd (vooral in jeugd).
Uitgeversmaatschappij A. Manteau N.V. (1954)
sterfte(cijfer), het totaal aantal sterfgevallen vergeleken met de gehele bevolkingsgrootte (meestal becijferd per 1000 inwoners). Vgl. letaliteit, morbiditeit, nataliteit.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: