Odonta, insektenorde met ruim 4000 soorten, waarvan ca. 60 in WestEuropa voorkomen. Men onderscheidt twee groepen: de slanke waterjuffers (juffertjes) met twee onderling gelijke paren vleugels en een niet bijzonder snelle vlucht en de forsere eigenlijke libellen of glazenmakers.
Deze laatste hebben voorvleugels die aan de basis smaller zijn dan de achtervleugels (in rust zijn de vleugels geheel uitgespreid) en de volwassen dieren vliegen bijzonder snel.De libellen worden gekenmerkt door onvolkomen gedaanteverwisseling. Zij leven bij voorkeur in de omgeving van stilstaand of langzaam stromend water. De eieren worden b.v. op de stengels van waterplanten of in de schors van wilgen, die langs het water groeien, afgezet. In het water komen hieruit larven tot ontwikkeling waarbij de vleugelaanleg al zichtbaar is (ook wel nimfen genoemd). Deze zijn geduchte rovers die schadelijk kunnen zijn voor visbroed. Zij vangen hun prooi met de lange onderlip die is uitgegroeid tot een grijpmasker. Ook zijn de larven maat voor de waterkwaliteit.
De volwassen larven verlaten het water en gaan bij de laatste vervelling over in gevleugelde volwassen libellen. Deze voeden zich met insekten (vooral muggen en vliegen), die zij in de lucht vangen door de poten in de vorm van een korfje open te houden. De volledige ontwikkeling duurt bij de waterjuffers meestal 1 jaar, en de glazenmakers ca. twee tot drie jaar.
In België en Nederland komen o.a. de beekjuffers voor langs beken; zij hebben metaalachtig glanzende vleugels. Berucht is de viervleklibel die zich soms in grote zwermen verplaatsen het pluimvee kan besmetten met de larve van de platworm (trematode). Als een kip zo’n libel opeet, dringt de larve tot in de eileider door en gaat de kip ’windeieren’ leggen en kan zij zelfs aan de infectie doodgaan.
De libellen worden bedreigd door de waterverontreiniging in plassen en beekjes; als deze overmatig zijn vervuild, verdwijnt hun jacht- en leefgebied. Verder vormt de bestrijding van muggen en vliegen plaatselijk een bedreiging voor het aantal libellen. Algemene milieuverontreiniging en het verdwijnen van relatief kleine open ruimten (b.v. in sterk verstedelijkte en geïndustrialiseerde gebieden) zijn er de oorzaak van dat libellen in België en Nederland plaatselijk in aantal afnemen.