Gepubliceerd op 01-12-2020

eikehakhout

betekenis & definitie

vorm van houtteelt, waarbij eiken periodiek (een keer in de vier jaar) tot vlak boven de grond worden geknot. Deze vorm van houtteelt wordt bijna niet meer toegepast.

De takken werden van bast ontdaan (het eekschillen). Deze werd gedroogd en in de eekmolen vermalen voor de extractie van looizuur voor de lederbereiding. De geschilde takken werden als brandstof gebruikt, de fijne takken als takkebossen in de bakkersovens. Op laaggelegen zandgronden werd het eikehakhout vaak op hoog opgeworpen wallen aangeplant, met afwateringssloten ertussen. (Op lage kleigronden werd ook essehakhout geëxploiteerd; dit hout werd gebruikt voor gereedschap.) Nu de vraag naar eikehakhout vrijwel verdwenen is, neemt het areaal sterk af. Door het op enen zetten (het laten doorgroeien van een uitloper per stronk) tracht men oude eikehakhoutpercelen om te vormen tot opgaand eikenbos.