Gepubliceerd op 01-12-2020

egel

betekenis & definitie

(Erinaceus europeus), zoogdier uit de familie Erinaceidae, orde insekteneters; lichaamslengte 22-28 cm, staartlengte 2—4 cm, gewicht 750—1200 g; gedrongen postuur, korte poten en spitse snuit; behaard, maar de rugzijde overdekt met 2-3 cm lange stekels. De egel komt voor op droog terrein met dekking van heggen, bosranden, parken, tuinen, struiken, ruigten enz.

De egel leeft eenzelvig, foerageert ’s avonds en ’s nachts, en eet vooral insekten, wormen, slakken, muizen, kikkers, jonge vogels, slangen, paddestoelen en vruchten. Van nov.-mrt. wordt een winterslaap gehouden. Van mrt.-juni is de paartijd, en na 5-7 weken worden 3-7 jongen geboren. De egel heeft weinig last van roofdieren, omdat de stekels een heel goede bescherming bieden.Egels worden plaatselijk bedreigd door het verdwijnen van dekking en schuilplaatsen. De grootste bedreiging bestaat uit het snelverkeer. De gewoonte om bij dreigend gevaar zich op te rollen, wordt een egel fataal bij het oversteken van wegen. Het is echter niet duidelijk of de egelstand zwaar te lijden heeft van de sterfte door het verkeer. Nietemin is de egel beschermd ingevolge de Ned. Natuurbeschermingswet.