Gepubliceerd op 01-12-2020

bramen

betekenis & definitie

vruchten-(‘bramen’)dragende planten uit het geslacht Rubus (familie Rosaceae), die gekenmerkt worden door een grote hoeveelheid stekels (de ongestekelde braam is een afwijkende, gekweekte soort). In Nederland komen ca. 50 soorten bramen voor, en nog geregeld worden er nieuwe gevonden (dit komt doordat de soorten zoveel op elkaar lijken).

De vrucht van de braam zorgt samen met ondergrondse uitlopers voor de verspreiding van de plant. Dikwijls groeien bramen op plaatsen waar verrijking van de bodem, m.n. met stikstof, heeft plaatsgevonden, al dan niet door toedoen van de mens. Deze verrijking kan zijn bewerkstelligd door kunstmestresten, afval van recreanten, maar ook koeiemest of omwoeling van de grond door b.v. wilde zwijnen. Ook plaatsen waar de grassige vegetatie niet wordt gemaaid, zoals op spoorwegtaluds, en waar dus de bodem verrijkt wordt met organisch materiaal, vormen een geliefde groeiplaats voor de braam.Bramen spelen een belangrijke rol bij de bosvorming in de natuur. Jonge boompjes worden nl. vaak opgegeten voordat ze zijn uitgegroeid. Als deze boompjes zich in een braamstruweel bevinden, dan worden zij door de stekels beschermd tegen vraat en kunnen dus uitgroeien. Door de stekels en de ondoordringbaarheid van het braamstruweel vinden veel dieren er een goede schuilplaats. Bij de vogels zijn dat vooral de braamsluiper en de grasmus. Van de vlinders vertoeft m.n. de brummelmeter (brummel = braambes) graag op braambladeren.

Hij heeft een uitstekende camouflage doordat hij gelijkenis vertoont met een vogelpoepje. De boomkikker wordt in Nederland eigenlijk alleen nog maar op de bladeren van de braam aangetroffen.

< >