Gepubliceerd op 01-12-2020

brak water

betekenis & definitie

overgangsfase tussen zoet en zout water. Brakke zones treden op in b.v. estuariën, waar rivieren in zee uitmonden.

Het zoute of mariene milieu wordt gekenmerkt door een rijkere flora en fauna dan het zoete of limnische. Vooral in wat kleinere, ondiepe wateren zoals kreken kan het zoutgehalte onder invloed van regenval en verdamping sterk schommelen. Maar weinig soorten zijn in staat zich te handhaven in dit sterk variërende milieu. Door afsluiting van zeearmen, zoals in Zeeland op verscheidene plaatsen is gebeurd, kunnen ook brakke wateren ontstaan, doordat regenwater het oorspronkelijk zoute water verdunt. Het is niet duidelijk of afsluiting altijd moet leiden tot een verarming van de oorspronkelijke soortenrijkdom.In de Walcherse gaten bleven, na afsluiting van de tijdens de inundatie in 1944 gevormde diepe geulen, zoutwaterplassen van meer dan 10 m diep achter. Die plassen hebben zich heel verschillend ontwikkeld. De plas bij Veere is sterk verzoet en vrij arm aan planten en dieren. De kreken in Rammekenshoek bij Ritthem vertonen een zeer sterke zoutgelaagdheid en kennen geen leven op de bodem. De vroegere toestand is het best bewaard gebleven in de kreek bij Westkapelle; hier zijn zelfs 25 jaar na de afsluiting nog zeeanemonen gevonden.

De veel gebruikte indeling volgens Redeke van wateren naar zoutgehalte en aan de hand van voorkomende organismen.

type water chloridegehalte (mg/1) kenmerkende soorten zoet minder dan 100 jukwieren, krabbescheer, driehoeksmossel, voorn zwak brak (oligohalien) 100—1000 aasgarnaal, driehoeksmossel matig brak (mesohalien) 1000-10 000 brakwatergamaal, brakwaterpoliep, brakwatergrondel, darmwier brak (polyhalien) meer dan 10 000 vorksprietgarnaal, brakwatergarnaal, bot