Hard
bn. bw. (-er, -st), I. bn., 1. niet of moeilijk samen te drukken, te doordringen, te verbrijzelen enz.: zo hard als steen; de harde diamant; zijn dijen zijn zo hard als een spijker; op een harde korst bijten; — harde appelen, onrijp, groen; — hij is zo hard als een spijker, hij bezit niets, heeft geen cent;...