Gepubliceerd op 21-06-2017

Hard

betekenis & definitie

1. die is -, daar geloof ik niets van; dat wil er bij mij niet in; dat is totaal ongeloofwaardig. Gezegd wanneer iemand een fabelachtig verhaal vertelt. Jeugdtaal jaren tachtig. Voor het eerst opgetekend te Mol (zie Onze Taal,november 1987). , maar tegenw. veel meer verbreid, ook in Nederland.

2. ergens geen -e van krijgen,een vulgaire uitdr. voor ‘niet opgewonden raken door iets; onvervoerd blijven’. Niet alleen m.b.t. personen, maar ook tot voorwerpen of zaken (boek, film, muziek enz.). Vgl. ergens geen stijve van krijgen.

... ik kan geen harde van haar krijgen. (Dolf de Vries: Boos door een ruitje, 1980)

Hij had het er over dat hij van zo’n wedstrijd geen ‘harde’ meer kon krijgen. (Sport International, mei 1990)

3. - gaan,zeer voorspoedig verlopen, bijv. gezegd van een artiestencarrière.

Het is hard gegaan met Terence. Heel hard. (Countdown, december 1987)

... en vanaf dat moment ging het hard met zijn carrière. (Oor, 12/03/88)

Hij heet Jeppe, is negentien jaar oud en komt uit Amsterdam. ‘Ik ga hard’, zegt hij. (HP/De Tijd, 16/07/93)

4. - gaat ie,flink zo. Informele uitdr., gangbaar onder jongeren.