Gepubliceerd op 29-06-2020

carlisme

betekenis & definitie

Politieke beweging in Spanje die zijn wortels had in de jaren dertig van de negentiende eeuw en waar de Nederlandse monarchie via koning Willem I (17721843) en prinses Irene (1939) mee te maken kreeg. Aanleiding voor het ontstaan was een opvolgingskwestie.

In strijd met een beurtelings afgeschafte en weer aangenomen wettelijke regeling die vrouwen van de troonopvolging uitsloot, wees koning Ferdinand VII op zijn sterfbed zijn driejarige dochter Isabella aan als zijn opvolgster. Ferdinands broer Don Carlos (1788-1855) betwistte deze gang van zaken en eiste de Spaanse troon op de eerste van een reeks bloedige Carlistenoorlogen was het gevolg. In ballingschap richtte Carlos een beweging op die steunde op een conservatief, traditioneel ingesteld platteland. Deze carlistische beweging was antimodernistisch en eiste het herstel van de traditionele regionale rechten, die door de Franse Revolutie en het daaruit voortvloeiende centralisme teloor waren gegaan. De beweging werd onder meer met een half miljoen gulden gesteund door de Nederlandse koning Willem I, die vond dat de carlisten in hun recht stonden. Don Carlos noch zijn nazaten slaagden er evenwel in aan de macht te komen.De carlistische beweging leek met Don Carlos’ achterkleinzoon Don Jaime een zachte dood te sterven. Don Jaime zou in 1931 ook kinderloos overlijden. De carlistische beweging wees daarop weliswaar Jaimes oom Alfonso Carlos aan als koning, maar die stierf in 1936 eveneens zonder nakomelingen. Daarmee was de dynastie van de eerste Don Carlos in mannelijke lijn uitgestorven. In zijn testament wees Alfonso Carlos de in Frankrijk wonende Xavier de Bourbon de Parme (18891977) aan als regent-pretendent van de carlistische beweging. Spanje was in 1931 echter een republiek geworden en koning Alfonso XIII had het land verlaten, zodat alle aanspraken op de vacante troon zinloos leken.

In 1936 brak de Spaanse burgeroorlog uit, waarbij de carlisten onder Xavier de Bourbon de Parme zich schaarden in het anti-republikeinse kamp. Nadat Franco de macht naar zich toe getrokken had, nam hij delen van de carlistische milities op in zijn eigen strijdmacht, maar zette Xavier de Bourbon de Parme het land uit. Prins Xavier viel vervolgens in handen van de nazi’s en kwam in het concentratiekamp Dachau terecht, maar overleefde dat. In 1947 maakte Franco van Spanje formeel weer een koninkrijk en uiteindelijk wees hij (op 22 juli 1969) Juan Carlos, de kleinzoon van Alfonso XIII, aan als zijn koninklijke opvolger. Voor het zover was, meenden de carlisten nog kansen te maken op de Spaanse troon. De beweging kreeg internationaal extra aandacht toen Xaviers oudste zoon Carlos Hugo met de Nederlandse prinses Irene trouwde.

Maar dat huwelijk kon niet voorkomen dat Carlos Hugo, die alleen een Frans en geen Spaans paspoort had, eind 1968 door Franco Spanje werd uitgezet. In 1975 trad Xavier definitief terug ten gunste van Carlos Hugo, die vervolgens de volksbeweging probeerde om te vormen tot een politieke partij van linkse signatuur. Dat leidde tot nieuwe scheuringen in de carlistische beweging en ruzie binnen de familie De Bourbon de Parme. Op 22 november 1975, twee dagen na de dood van Franco, werd Juan Carlos beëdigd als koning van Spanje. In 1978 mocht Carlos Hugo weer terugkeren naar Spanje, waar hij en zijn vrouw Irene voor een lunch werden uitgenodigd bij koning Juan Carlos en koningin Sofia. Begin 1979 kreeg Carlos Hugo een Spaans paspoort.

Bij de parlementsverkiezingen van 1979 haalde de Carlistische Partij, die nauwelijks tijd had gehad om zich in de verkiezingscampagne te mengen, amper twintigduizend stemmen, lang niet genoeg voor zelfs maar één zetel in de Cortes. Carlos Hugo trad daarop af als partijvoorzitter. De carlistische beweging speelde daarna geen rol van betekenis meer.

< >