Gepubliceerd op 29-06-2020

huwelijk

betekenis & definitie

Voor een lid van het Koninklijk Huis heeft de echtverbintenis een aantal bijkomende betekenissen, die ervoor zorgen dat het geen privé-aangelegenheid is. In de eerste plaats symboliseert een vorstelijk huwelijk de vitaliteit van de dynastie en de verzekering van haar voortbestaan.

Ten aanzien van de erfopvolging en het lidmaatschap van het Koninklijk Huis heeft een huwelijk belangrijke staatsrechtelijke gevolgen en daarom is het met een aantal grondwettelijke waarborgen omgeven. In het verleden gaven dynastieke en staatkundige overwegingen meestal de doorslag bij het aangaan van een vorstelijk huwelijk. De belangen van de staat en het aanzien van de monarchie stonden voorop.In de negentiende en de eerste helft van de twintigste eeuw trouwden vorstelijke personen vrijwel uitsluitend met leden van andere vorstenhuizen, wat leidde tot een hoge graad van verwantschap tussen regerende families en menig huwelijk tussen neef en nicht. Het Huis Oranje-Nassau beperkte zich bovendien tot huwelijken met telgen uit protestantse (en bij uitzondering uit grieks-orthodoxe) geslachten. In de tweede helft van de twintigste eeuw gingen romantische overwegingen echter een steeds grotere rol spelen bij het aangaan van een huwelijk. Partners werden vaker buiten de traditionele kaders gezocht en hadden soms een achtergrond die Huwelijken in het Huis Oranje-Nassau sinds 1815

21 februari 1816 Willem II als Prins van Oranje & Anna Paulowna Grootvorstin van Rusland Sint Petersburg
21 mei 1825 Frederik, tweede zoon van Willem I & Louise Prinses van Pruisen Berlijn
14 september 1830 Marianne, dochter van Willem I & Albrecht Prins van Pruisen Den Haag
18 juni 1839 Willem III als Prins van Oranje & Sophie Prinses van Württemberg Stuttgart
17 februari 1841 Willem I, na abdicatie (zonder toestemming) & Henriette d’Oultremont Berlijn
8 oktober 1842 Sophie, dochter van Willem II & Carl Alexander Groothertog van Saksen-Weimar-Eisenach Den Haag
19 juni 1850 Louise, dochter van prins Frederik & Carl XV kroonprins van Zweden en Noorwegen Stockholm
19 mei 1853 Hendrik, derde zoon van Willem II & Amalia Prinses van Saksen-Weimar-Eisenach Weimar
18 juli 1871 Marie, tweede dochter van prins Frederik & Wilhelm Vorst van Wied Wassenaar
24 augustus 1878 Hendrik, derde zoon van Willem II & Maria Prinses van Pruisen Potsdam
7 januari 1879 Willem III & Emma Prinses van Waldeck-Pyrmont Arolsen
7 februari 1901 Wilhelmina & Hendrik Hertog zur Mecklenburg Den Haag
7 januari 1937 Juliana & Bernhard Prins van Lippe-Biesterfeld Den Haag
29 april 1964 Irene (zonder toestemming) & Carlos Hugo Prins de Bourbon de Parme Rome
10 maart 1966 Beatrix & Claus von Amsberg Amsterdam
10 januari 1967 Margriet & Pieter van Vollenhoven Den Haag
28 juni 1975 Christina (zonder toestemming) & Jorge Guillermo Baarn/Utrecht
29/30 mei 1998 Maurits, zoon van prinses Margriet & Marilène van den Broek Apeldoorn
6/8 juli 2000 Bernhard, zoon van prinses Margriet & Annette Sekrève Utrecht
17/19 mei 2001 Constantijn & Laurentien Brinkhorst Den Haag
2 februari 2002 Willem-Alexander & Máxima Zorreguieta Amsterdam
24 april 2004 Johan Friso (zonder toestemming) & Mabel Wisse Smit Delft

publieke commotie en politieke problemen veroorzaakte. Met name een rooms-katholieke geloofsovertuiging van een partner van een lid van het Koninklijk Huis was lange tijd onbespreekbaar. Bij twee dochters van koningin Juliana, prinses Irene en prinses Christina, werd mede om die reden geen toestemmingswet voor hun huwelijk ingediend en zij verloren daarmee hun plaats in de erfopvolging en hun lidmaatschap van het Koninklijk Huis. Hoewel met de ontkerkelijking en de ontzuiling in het laatste kwart van de twintigste eeuw de grote maatschappelijke en politieke bezwaren tegen een katholieke partner afnamen, stuitte in 1998 het huwelijk van prins Maurits, zoon van prinses Margriet, met de roomskatholieke Marilène van den Broek nog op grote problemen bij de Staatkundig Gereformeerde Partij (SGP). Behalve de religieuze achtergrond van de huwelijkspartner, leidden ook andere factoren tot politieke controverse. Bij Bernhard en Claus was dat hun Duitse achtergrond, bij Máxima was dat het verleden van haar vader in de Argentijnse junta.

De huwelijksvoltrekking van prinses Beatrix werd overschaduwd door protesten vanuit de provobeweging, die een op anarchistische leest geschoeide samenleving voorstond. Beelden van een rookbom die naar de Gouden Koets werd gegooid, gingen de hele wereld over. Bij het huwelijk van Willem-Alexander en Máxima werd het rijtuig getroffen door een verfbommetje.

Geopolitieke belangen spelen sinds het huwelijk van Juliana en Bernhard geen rol meer; Bernhard was de eerste partner van een (toekomstig) staatshoofd die geen lid was van een nog regerend vorstenhuis. Tot die tijd werden huwelijken juridisch geregeld met een huwelijksverdrag tussen de regerende hoofden van beide betrokken Huizen. Tot aan het huwelijk van Margriet (1967) waren koninklijke huwelijkspartners uit het buitenland afkomstig. Dit voorkwam een binding aan bepaalde geledingen in de Nederlandse samenleving, die de politieke neutraliteit van het koningschap in gevaar zou kunnen brengen. Zeker in het geval van Bernhard, Claus en Máxima werd daarbij wel de noodzaak van een ‘inburgeringstraject’ ingezien; het zich zo snel mogelijk eigen maken van de Nederlandse taal en cultuur blijkt voor een partner van de kroonprinses) van groot belang voor de acceptatie door de Nederlandse bevolking. Ook kennismakingsbezoeken aan de provincies, grote steden en overzeese rijksdelen horen daar sinds het huwelijk van prinses Beatrix bij.

De eerste niet-adellijke huwelijkspartner en ook de eerste Nederlandse partner van een lid van het Koninklijk Huis was mr. Pieter van Vollenhoven. Sindsdien zijn er geen huwelijken met koninklijke of adellijke huwelijkspartners in het Huis Oranje-Nassau meer gesloten.

Een koninklijk huwelijk is in Nederland een zaak van overleg. De bijzondere vorm waarin de toestemming is gegoten, bij wet, onderstreept dat de wetgevende macht erbij betrokken is: Koning, ministers en Staten-Generaal. In andere Europese monarchieën is een dergelijke strikte parlementaire toestemmingsregeling voor alle leden van het Koninklijk Huis minder gebruikelijk; in Denemarken geldt de eis van parlementaire goedkeuring alleen voor een regerend koning. Toestemming van de koning of degene die het koninklijk gezag waarneemt of toestemming van de regering is in de meeste monarchieën voldoende. Medezeggenschap van de Staten-Generaal bij vorstelijke huwelijken gaat terug tot de vijftiende eeuw en heeft in de negentiende eeuw een plaats in het nationale staatsrecht gekregen. De Grondwet voor de Verenigde Nederlanden (1814) bepaalde dat voor wettige nakomelingen van de Soevereine Vorst werden gehouden ‘alle de zodanige, welke gesproten zijn uit een huwelijk, aangegaan met onderling goedvinden van Denzelven en de Staten-Generaal’.

In de Grondwet voor het Koninkrijk der Nederlanden (1815) merkte men als wettige nakomelingen van koning Willem I aan: de kinderen uit zijn huwelijk met Wilhelmina van Pruisen ‘en voorts in het algemeen alle afstammelingen, welke geboren zullen worden uit een huwelijk door den Koning, met gemeen overleg der Staten-Generaal aangegaan, of toegestemd’. Bovendien bepaalde de Grondwet dat een prinses die buiten toestemming van de Staten-Generaal een huwelijk aanging ‘geen regt tot de Kroon’ meer had en dat een regerend koningin in hetzelfde geval afstand deed van de troon. Sinds de grondwetsherziening van 1963 geldt voor mannen officieel dezelfde sanctie. Tot de herziening van 1983 vermeldde de Grondwet dat het aangaan ‘van zodanig huwelijk’ ten opzichte van ‘het bezit van en de opvolging tot de Kroon hetzelfde gevolg als overlijden’ had. Sinds 1983 staat het er iets minder drastisch maar even duidelijk: een Koning die buiten bij de wet verleende toestemming huwt, doet daardoor afstand van het koningschap en iemand die het koningschap kan beërven en een dergelijk huwelijk aangaat, is met de uit dit huwelijk geboren kinderen en hun nakomelingen van de erfopvolging uitgesloten. Aangezien zowel de prinsessen Irene en Christina als prins Johan Friso trouwden buiten bij de wet verleende toestemming, is deze bepaling van toepassing op hen en hun nageslacht.

Hoewel tot 1887 niet letterlijk in de Grondwet stond dat toestemming in de vorm van een wet moest worden verleend, is dat in de praktijk steeds gebeurd. De toestemmingswet voor een koninklijk huwelijk is een Rijkswet. Dit houdt in dat ook de andere delen van het Koninkrijk betrokken zijn bij de behandeling van de wet. Sinds 1983 dienen de Staten-Generaal een toestemmingswet in een verenigde vergadering te behandelen. Behandeling van de wet in de Staten van de andere delen van het Koninkrijk gebeurt voorafgaand aan de Verenigde Vergadering van de Staten-Generaal.

In een viertal gevallen is voor een gesloten koninklijk huwelijk geen toestemming gevraagd. Het betreft het huwelijk van koning Willem I na zijn abdicatie in 1840 met de Belgische (rooms-katholieke) gravin Henriette d’Oultremont, het huwelijk van prinses Irene (1964) met de Spaanse prins Carlos Hugo de Bourbon de Parme, het huwelijk van prinses Christina (1975) met de Cubaan Jorge Guillermo, en het huwelijk van prins Johan Friso met Mabel Wisse Smit (2004). Het voornemen van Willem I een tweede huwelijk aan te gaan veroorzaakte grote beroering gezien de achtergrond van de bruid (‘Belgisch’, ‘Rooms’ en niet van koninklijken bloede). Mede hierdoor deed Willem I in 1840 afstand van de troon. Voor een huwelijk na zijn abdicatie was geen toestemming vereist, aangezien daaruit geboren kinderen het koningschap niet konden beërven. Voor het huwelijk van prinses Irene werd geen toestemmingswet ingediend in verband met de dynastieke en politieke aspiraties van haar echtgenoot. Voor het huwelijk van prins Johan Friso en Mabel Wisse Smit besloot de regering geen toestemmingswet in te dienen, omdat het paar onvolledige informatie had verschaft over vroegere contacten van Mabel. Locatie De traditie wilde dat een huwelijk normaliter in de woonplaats/het geboorteland van de bruid plaatsvond.

In de 19e eeuw trouwden alle Nederlandse koningen en prinsen dan ook in het buitenland. De 19e-eeuwse Nederlandse prinsessen trouwden in Den Haag of Wassenaar, met uitzondering van prinses Louise die in 1850 in Stockholm in het huwelijk trad met de Zweedse kroonprins.

In de huidige tijd zijn de huwelijken van koningen en kroonprinsen in heel Europa grootschalige nationale evenementen, waarvan het ondenkbaar is geworden dat die zich in het buitenland zouden voltrekken. Zo werd het huwelijk van prins Willem-Alexander live uitgezonden via radio en televisie in Nederland; de televisie-uitzending werd door 6,2 miljoen Nederlanders bekeken. Dat was overigens minder dan bij het huwelijk van Beatrix en Claus, toen rond de 8 miljoen mensen de uitzending volgden; dit kan te maken hebben met het feit dat er destijds geen herhalingen te zien waren. Ook enkele buitenlandse omroepen zonden het huwelijk van de kroonprins rechtstreeks uit; rond de 7,5 miljoen Duitsers keken naar het rechtstreekse verslag van vier Duitse omroepen.

Zowel koningin Wilhelmina als prinses Juliana trouwde in Den Haag. Het huwelijk van prinses Juliana was het eerste koninklijke huwelijk dat niet ten paleize maar ten stadhuize werd voltrokken. De kerkelijke inzegening van beide huwelijken vond plaats in de Grote of Sint-Jacobskerk. Ook prinses Margriet en prins Constantijn trouwden in Den Haag en beiden lieten hun huwelijk eveneens inzegenen in de Grote Kerk. Zowel prinses Beatrix als prins Willem-Alexander trouwde in Amsterdam. Het huwelijk van Beatrix werd ingezegend in de Westerkerk, dat van Willem-Alexander in de Nieuwe Kerk. Naamgeving en titulatuur De geslachtsnaam van de kinderen van een lid van het Koninklijk Huis dat een huwelijk aangaat, wordt tegenwoordig bij Koninklijk Besluit vastgelegd.

Tot aan het huwelijk van Juliana is dat bij huwelijksverdrag gebeurd. Ook de titulatuur van de partner wordt bij Koninklijk Besluit vastgelegd. Zowel Bernhard en Claus als Máxima zijn bij hun huwelijk verheven tot Prins(es) der Nederlanden met de aanspreektitel Koninklijke Hoogheid. Bij andere huwelijken dan het huwelijk van de kroonprins(es) wordt tot op heden de huwelijkspartner niet in de adelstand verheven. Wel is het zo dat de vrouwelijke huwelijkspartners conform het maatschappelijk gebruik de titulatuur van hun echtgenoot volgen. De partners van vooraanstaande leden van het Koninklijk Huis ontvangen bij hun huwelijk doorgaans een koninklijke onderscheiding.

Ceremonieel Gebruik is dat koninklijke huwelijken begeleid worden door militair vertoon. De bruidegom is in het geval van een huwelijk van de kroonprins(es) doorgaans ook gekleed in militair uniform. Uitzondering op die regel was prins Claus tijdens zijn huwelijk met Beatrix in 1966. Huwelijken van de kroonprins(es) gaan traditioneel, volgens internationaal gebruik, vergezeld van een oneven aantal saluutschoten. Het huwelijk van de kroonprinses) wordt in Nederland doorgaans begroet met 21 saluutschoten, bij Beatrix en Willem-Alexander door een marineschip op het IJ. Daarnaast is er militair eerbetoon in de vorm van erewachten, ereafzettingen en ere-escortes.

Bij het huwelijk van Willem-Alexander en Máxima werden hiervoor bijna 2000 militairen ingezet. uwelijken sedert 1815 Sinds de vestiging van het Koninkrijk der Nederlanden zijn er in het Huis van Oranje-Nassau tot en met de trouwerij van prins Johan Friso (2004) 22 huwelijken gesloten. Voor 18 daarvan werd een toestemmingswet ingediend. Tot op heden is het tweemaal voorgekomen dat een regerend vorst een huwelijk aanging: koning Willem III in 1879 en koningin Wilhelmina in 1901.

Zie ook > morganatisch huwelijk partnerkeuze toestemmingswet > verloving.