Lexicon van de Psychologie

N. Sillamy (1965)

Gepubliceerd op 22-02-2023

STRUCTUUR

betekenis & definitie

(Latijn: struere = bouwen), manier waarop de delen van een geheel onderling zijn ingericht. In deze zin spreekt men zowel van de structuur van een bouwwerk of van het organisme (Goldstein) als van die van een sociale groep of gedrag (-> Merleau-Ponty).

Het is datgene wat aan een geheel zijn eenheid geeft en aan de delen hun waarde; wat wij onmiddellijk zien als een ondeelbaar geheel zonder een analyse of een synthese te maken; wat ons in staat stelt bijv. een melodie te herkennen, zelfs wanneer deze in verschillende toonsoorten staat. De structuur is de vorm die ontstaan is uit de organisatie der elementen die haar samenstellen (elementen die in zichzelf geen betekenis hebben, ze hebben slechts betekenis door hun deelname in het geheel). Wanneer twee zaken samengevoegd worden, ontstaat er iets nieuws waarvan de eigenschappen verschillend zijn van die der delen (de verbinding van twee verschillende gassen, waterstof en zuurstof geeft water). Dit is zo bij alle georganiseerde gehelen. Omgekeerd verandert de wijziging in een element van het geheel de globale structuur. De verandering van één enkele noot in een muziekstuk is voldoende om de melodie te veranderen.

Evenzo is het levende wezen één geheel; lichaam en geest zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden en van elkaar afhankelijk; wat aan het éen gebeurt, treft het geheel: angst doet ons beven, herhaaldelijke emoties veroorzaken soms organische letsels, enz. De Duitse school die de→ Gestalttheorie ontwikkeld heeft, heeft de wezenlijke betrekking van de delen op het geheel duidelijk gemaakt.→ Vorm.