Lexicon van de Ethiek

Jean Pierre Wils (2007)

Gepubliceerd op 19-04-2017

Verantwoordelijkheid

betekenis & definitie

Het begrip ‘verantwoordelijkheid’ neemt in de tegenwoordige ethiekdiscussie een sleutelpositie in en is uitgegroeid tot een basiscategorie, zowel in de theorie als in het algemeen gangbare normatieve spreken. Zoals veel centrale begrippen in de ethiek, wordt ook het begrip 'Verantwoordelijkheid’ gekenmerkt door een zekere vaagheid en meerduidigheid. Voor een eerste karakterisering van ‘verantwoordelijkheid’ kan van de woordbetekenis worden uitgegaan. In ‘verantwoordelijkheid’ ligt het woord ‘antwoorden’ vervat, en antwoorden is een vorm van spreken. Verantwoordelijkheid veronderstelt dus taal in de zin van redelijke communicatie. Omdat taal kenmerkend is voor de mens, is het alleen zinvol om in verband met de mens van verantwoordelijkheid te spreken. Vanuit deze achtergrond kan onderscheiden worden tussen verantwoordelijkheid als houding van zorg voor iemand of iets (‘actieve verantwoordelijkheid’) en verantwoordelijkheid als aansprakelijkheid (‘passieve verantwoordelijkheid’).

Aspecten van verantwoordelijkheid
Aan het antwoord van de verantwoordelijkheid gaat een uitdaging vooraf, waarmee men de confrontatie moet aangaan en dan niet in een automatische door driften geleide reactie, maar weloverwogen en met redenen omkleed. Verantwoordelijk is degene die in staat en bereid is zich zijn doen en laten te laten aanrekenen. Verantwoordelijkheid is in die zin geen concrete morele norm, noch een laatste moreel principe, maar veeleer een kwaliteit van het individu. Verantwoordelijkheid veronderstelt dus ten eerste een bewust uitgevoerd op redenen berustend handelen en ten tweede het subjectief aanvaarden van het doen en laten en de gevolgen daarvan. Weber heeft dit laatste punt in het bijzonder benadrukt: de verantwoordelijke wil niet de gevolgen van het eigen handelen, voor zover hij die had kunnen voorzien, op anderen afwentelen. Hij zal zeggen: deze gevolgen worden tot mijn handelen gerekend (Weber 1919).

Van morele verantwoordelijkheid kan op meerdere niveaus sprake zijn. Primair is een mens verantwoordelijk voor zijn doen en laten in het algemeen, en in het bijzonder voor datgene wat tot zijn specifieke taak of bevoegdheid wordt gerekend. Ook al wilden de machinist en de conducteur geen van beiden het ongeluk doen plaatsvinden; niettemin hebben zij zich voor het ongeluk te verantwoorden omdat zij ter zake een specifieke functie hebben. Het morele karakter van deze verantwoordelijkheid gaat dus de juridische aansprakelijkheid te boven. Zonder dit morele engagement zou verantwoordelijkheid tot een juridische categorie worden gereduceerd. Het gaat hier om de actieve vorm van verantwoordelijkheid, een houding van zorg voor het object. De nadruk ligt op de eigenschappen en kwaliteiten van iemand om een gewenste toestand te creëren.

Op een volgend niveau moet een mens zich verantwoorden voor missers of het verzuimen van verantwoordelijkheden, taken, plichten enzovoort. Hier schemert de oorspronkelijke betekenis van verantwoordelijkheid als aansprakelijkheid (liability), zoals ontwikkeld in de rechtspraktijk, het duidelijkst door. Toerekeningsvatbaarheid moet van verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid worden onderscheiden. Het is het vermogen om vrij vanuit zichzelf en vanuit het eigen bewustzijn te kunnen handelen, en in die zin een voorwaarde om van verantwoordelijkheid te kunnen spreken. Daarom wordt in het recht een strikt onderscheid gehanteerd tussen verantwoordelijkheid en toerekeningsvatbaarheid. Het laatste beslist over de mogelijkheid om schuldig te zijn, het eerste over de feitelijke schuld.

Historische ontwikkeling
Het gaat bij ‘verantwoordelijkheid’ dus om een antwoordend spreken: oorspronkelijk ten overstaan van een (menselijke of goddelijke) gerechtelijke instantie die beschuldigingen, of aanklachten heeft geformuleerd. Het woord ‘verantwoordelijkheid’ stamt dan ook uit het recht en verwerft vooral in samenhang met de inquisitieprocessen een ruimere betekenis en verspreiding. In de christelijke theologie wordt ermee aangeduid dat de mens zich moet rechtvaardigen voor de hoogste rechter op de jongste dag. Picht (1969) vermoedt dat de theologische gedachte dat van het hele leven rekenschap moet worden afgelegd (vergelijk Korintiërs 5:10), de reden is geweest om het begrip van de juridische sfeer de ethiek binnen te brengen. Met recht kan worden beweerd dat Verantwoordelijkheid’ een moreel begrip van christelijke origine is.

In de ethische theorievorming speelt het begrip tot in de twintigste eeuw geen prominente rol. Wel heeft het begrip al een eerbiedwaardige traditie als rechtvaardiging van het individu ten overstaan van een wereldlijke of goddelijke instantie. Bij Kant figureert het als toerekening van individuele handelingen (imputatio). In de moderne tijd vormt het steeds meer een centraal punt in de discussie maar pas in de twintigste eeuw wordt het tot een ethische sleutelcategorie.

Sinds Weber bestaat er een wijdvertakte discussie of de ‘verantwoordelijkheidsethiek’ een autonoom type van ethiek genoemd kan worden. Diens onderscheid tussen een gezindheids- en een verantwoordelijkheidsethiek wordt veelal verbonden met het onderscheid tussen respectievelijk een deontologische en een consequentialistische fundering van normen. Volgens de meeste auteurs is het echter niet zozeer de verantwoordelijkheidsethische handelingsoriëntatie die een ethiek fundeert, maar wordt die verantwoordelijkheidsethische oriëntatie zelf door iets anders gefundeerd: door een communicatief geconstitueerde samenleving (Habermas), een theologisch geconstitueerde wereldorde (Jonas), de ontmoeting met de ander (Levinas), of het religieus bepaalde wereldethos (Küng).

Van verantwoordelijkheid is in sterkere mate sprake in moderne ‘risicosamenlevingen’ en in het bijzonder in die domeinen waarin de uitwerkingen en gevolgen van het menselijk handelen het meest problematisch en ambivalent zijn. Jonas schrijft: ‘Vanwege de technologie heeft de ethiek met handelingen te maken (...) die een ongekende causale reikwijdte in de toekomst hebben (...). Dit plaatst de verantwoordelijkheid in het centrum van de ethiek’ (Jonas 1979, p. 8). Handelingssubjecten mogen de complexe processen waarin zij verwikkeld zijn niet aan het toevallige krachtenspel overlaten, maar dienen die bewust te sturen en te controleren. Zij moeten zich bewust zijn van de gevolgen van hun handelingen (in politiek, wetenschap, economie, techniek, en cultuur) en bereid zijn de verantwoordelijkheid ervoor op zich te nemen. Het beroep op verantwoordelijkheid wordt dus groter naarmate onze kennis en beheersing van de werkelijkheid en de daarmee verbonden risico’s toenemen en naarmate ons ingrijpen in de bio- en ecosfeer een duidelijk planeetbedreigende omvang aannemen. Ook al wordt het handelen uiterst complex en zijn de gevolgen nauwelijks nog te overzien, toch mogen wij die niet eenvoudig op de natuur en het toeval afschuiven. Mede met het oog hierop heeft Jonas de ‘overgang’ bepleit van een retrospectieve of ex-post-verantwoordelijkheid, naar een toekomstgeoriënteerde, prospectieve of ‘beschermer-verantwoordelijkheid’ van de mens (trusteeship).

Het brede begrip van verantwoordelijkheid als bereidheid de zorg voor iets op zich te nemen, vervangt meer en meer de vroegere categorie van welomschreven plichten (vergelijk reeds Logstrup 1962; de laatste tijd echter ook vanuit feministisch perspectief onder andere Benhabib 1992). Deze verschuiving heeft alles te maken met de beschreven ontwikkeling van het menselijk weten en handelen. Ook wanneer de gevolgen van individuele handelingen niet te overzien zijn, moet de mensheid voor haar handelen verantwoordelijk gehouden kunnen worden. Maar verantwoordelijkheid is niet langer beperkt tot de veroorzaker van het gevolg, zij kan niet langer direct worden toegeschreven (vergelijk Luhmann 1997). Tussen de handelende en de gevolgen schuiven zich ‘institutionele structuren’ die een zekere zelfwerkzaamheid verkrijgen. Dat heeft onder meer tot gevolg dat ook het nalaten in toenemende mate als vorm van handelen wordt beschouwd waarvoor iemand verantwoordelijk is te houden.

Literatuur
Apel, K-O, Diskurs und Verantwortung. Das Problem des Überganges zur postkonventionellen Moral, Frankfurt/M., 1988.
Bayertz, K., (Hrsg.) Verantwortung. Prinzip oder Problem?, Darmstadt, 1995.
Benhabib, S., Situating the Self: Gender, Community and Post-modernism in Contemporary Ethics, Cambridge, 1992.
Bovens, M., Verantwoordelijkheid en organisatie, Zwolle, 1991.
Ingarden, R., Über die Verantwortung, Stuttgart, 1970.
Jonas, H., Das Prinzip Verantwortung. Versuch einer Ethik für die technologische Zivilisation, Frankfurt/M., 1979.
Küng, H., Projekt Weltethos, München, 1993.
Levinas, E., ‘La tracé de l’autre’, in: En découvrant d’existence avec Husserl et Heidegger, Parijs, 1949.
Logstrup, K-E., ‘Verantwortung’, in: K. Galling e.a. (Hrsg.) Religion in Geschichte und Gegenwart, Bd. VI, Tübingen, 1962, pp. 1254-1256.
Luhmann, N., Die Gesellschaft der Gesellschaft, 2 Bde, Frankfurt/M., 1997.
Picht, G., Wahrheit, Vernunft, Verantwortung: philosophische Studiën. Stuttgart, 1969.
Weber, M., Politiek als beroep, vertaald door J. de Valk, Baarn, 1999 (1919).

(A. Holderegger)