Lexicon van de Ethiek

Jean Pierre Wils (2007)

Gepubliceerd op 19-04-2017

Onderhandelingsethiek

betekenis & definitie

Onderhandelingsethiek is een theorie over morele compromisvorming via voorwaardelijk onderhandelen. De behoefte aan een dergelijke theorie groeide in de tweede helft van de twintigste eeuw doordat processen van democratisering verschuivingen teweegbrachten in morele gewoontes en in het hanteren van morele normen. Moraliteit werd steeds minder van bovenaf opgelegd, en meer door de betrokkenen intersubjectief vastgesteld. McGill (1969) pleitte al voor het ontwikkelen van onderhandelingsprocessen die passen bij deze morele verschuivingen. De onderhandelingsethiek staat in de traditie van de sociale contracttheorie, maar maakt een ontwikkeling door van hypothetisch naar praktisch.

Onderhandelingsethici zijn het erover eens dat een passende onderhandelingsethiek vraagt om het expliciet maken en het afwegen van alle relevante belangen, ook eigenbelangen (Harman 1983). Maar over de precieze rol van eigenbelang bestaan verschillende meningen. Voor Gauthier (1986) is onderhandelen een alternatief middel om ethische overeenstemming te bereiken in een hypothetische situatie, voor Habermas (1991) is onderhandelen een mogelijk discours van toegepaste ethiek, ondergeschikt aan het discours van rechtvaardiging, en voor Van Es (1996) is onderhandelen een zelfstandig moreel debat, mits aan inhoudelijke en procedurele voorwaarden is voldaan. Deze typen van onderhandelingsethiek zijn te plaatsen op een continuüm, dat loopt van rationeel-formeel tot relationeel-praktisch.

Typen van onderhandelingsethiek

Rationele typen
In de rationele typen ligt de nadruk op de psychologie van het speltheoretisch onderhandelen en het daarvan afgeleide gedachte-experiment. Een inventarisatie van speltheoretisch onderhandelen leveren Luce en Raiffa (1957), de koppeling van speltheorie met ethiek wordt gemaakt door Harsanyi (1977), rationeel onderhandelen en rechtvaardigheid worden opgepakt door Bazerman en Neale(1992),en Murnighan (1991) gaat in op de relatie tussen ethiek en onderhandelingsspelen. Van speltheorie en rationeel onderhandelen leidt Gauthier (1986) het gedachte-experiment af om moraliteit zoveel mogelijk met rationaliteit te identificeren. Zijn morele en rationele actor maximeert nut en beperkt zich bij het halen van onmiddellijk voordeel, omdat samenwerking uiteindelijk meer voordeel oplevert. Anderen die ook willen samenwerken dienen als potentiële samenwerkingspartner herkenbaar te zijn. Elke vorm van samenwerking blijft gebaseerd op het vergroten van individueel voordeel.

In de rationele onderhandelingsethiek staat transactioneel of distributief onderhandelen (bargaining) centraal, waarbij de winst van de een altijd het verlies van de ander impliceert. Er zijn vier kenmerken, die vaak ook de functie van voorwaarden hebben. Allereerst, elke partij is een individu en streeft naar nutsmaximalisatie. Een goed wordt verdeeld op basis van wederzijds voordeel. Ten tweede, individuen houden rekening met elkaars belangen teneinde hun eigenbelangen optimaal te behartigen. Moreel juist staat gelijk aan rationeel juist, wat getypeerd wordt met de term ‘prudentie’. Ten derde, de historie van de partijen speelt geen rol. De toekomst van de partijen is wel relevant, met de nadruk op de korte termijn. De toekomstige resultaten worden uitgedrukt in termen van utiliteit. Tenslotte, door het accent op utiliteit is besluitvorming de belangrijkste fase in het onderhandelingsproces over de verdeling van het goed. Rationele onderhandelingsethiek is vooral sterk in het theoretisch verhelderen van de verhoudingen tussen rationaliteit, prudentie en minimale moraliteit bij het nemen van utilistische beslissingen. Daarmee is zij eerder een vorm van meta-ethiek dan van praktische ethiek, en beperkt zij zich tot een klein maar relevant deel daarvan.

Relationele typen
In de relationele onderhandelingsethiek ligt de nadruk op het regelgeleid onderhandelen over gemengde belangen, en op de sociale psychologie van het constructivisme. Met constructivisme wordt bedoeld dat begrippen als waarheid en juistheid onderwerpen van het onderhandelingsproces zijn. De sociale psychologie van het construeren van waarheid en juistheid is gepreciseerd door Weick (1979). ‘Gemengde belangen’ gaat als begrip terug op Schelling (1960), die de theorie van het onderhandelen verruimde door te wijzen op het gemengde karakter van de belangenverhoudingen tussen partijen. Een simpel onderscheid tussen puur egoïsme en puur altruïsme volstaat niet: in de praktijk behartigen we een mix van eigenbelangen en belangen van anderen. In de relationele onderhandelingsethiek staat strategisch of integratief onderhandelen (negotiating) centraal, waarbij de winst van de een ook winst voor de ander op kan leveren. De internationale diplomatieke traditie biedt talloze inzichten in het behartigen van gemengde belangen (Nicolson 1969). Van dergelijke praktijkervaringen worden door Fisher enUry (1981) regels afgeleid voor constructief onderhandelen, en door Fisher, Kopelman en Schneider (1994) regels voor het hanteren van conflicten. In beide gevallen komt de morele dimensie expliciet aan bod.

Ook in de relationele onderhandelingsethiek zijn vier kenmerken van belang, die vaak als voorwaarden fungeren. Allereerst, twee of meer partijen behartigen gemengde belangen op basis van wederzijds voordeel. Partij en zien zichzelf als individuen-in-relaties en laten zich zowel door beginselen als door gevolgen leiden. Ten tweede, partijen houden rekening met elkaars belangen teneinde gezamenlijk tot optimale resultaten te komen. Moreel juist staat voor wederkerig handelen en is te typeren met de term ‘reciprociteit’. Ten derde, het lange termijn denken is zowel ‘naar voren’ als ‘naar achteren’ van toepassing; zowel de toekomst als de historie weegt voor de partijen zwaar. Tenslotte, de belangrijkste fase in het onderhandelingsproces is die van de ‘vooronderhandelingen’; zinvolle besluiten zijn alleen mogelijk als het onderwerp en de relaties tussen de partijen vanuit verschillende perspectieven onderzocht zijn.

Relationele onderhandelingsethiek is vooral sterk in het behartigen van complexe belangenverhoudingen, door het accent te leggen op vertrouwen tot samenwerking, reciprociteit en respect. Deze ethiek richt zich op de besluitvorming in verschillende sectoren van de samenleving, zowel nationaal, internationaal als intercultureel. Dit vraagt om verdere uitwerkingen op het gebied van de morele besluitvorming. Zo kan het zinvol zijn de uitkomsten van onderhandelingsethiek voor te leggen aan een moreel auditorium, dat de resultaten beoordeelt op criteria als contextualiteit, duurzaamheid, rechtvaardigheid en integriteit. De mogelijkheid en voorwaarden van een dergelijke toetsing dient men wel eerst overeen te komen in de vooronderhandelingen (Stein 1989). Ook zijn er implicaties voor de rol van de moreel filosoof. Deze beperkt zich niet langer tot het waarnemen, analyseren en construeren van theorieën. Filosofen spelen ook een rol in het tot stand brengen van compromissen (Braybrooke 1982). Dat vraagt om specifieke vaardigheden in (non-) verbaal communiceren en in het begeleiden van veranderingsprocessen. De relationele onderhandelingsethiek bevindt zich op het grensvlak van normatieve en praktische ethiek.

Compromissen
In de onderhandelingsethiek zijn besluiten altijd compromissen (Smith 1942). Hierbij is het ‘principe van compenserende ongelijkheden’ behulpzaam. Volgens dit principe wordt een ongelijke verdeling bij een compromis over het ene onderwerp gecompenseerd met een reciproke ongelijkheid bij een compromis over een ander onderwerp. Dit gebeurt door niet gerelateerde onderwerpen bij elkaar te nemen, of door gerelateerde onderwerpen zoveel mogelijk op te splitsen in subonderwerpen, in termen van Pruitt and Rubin (1986): package deal en logrolling. In beide gevallen wordt de compensatieruimte vergroot.

In de ethiek heeft het compromis een paradoxaal karakter omdat een compromis alleen te bereiken zou zijn door afstand te doen van je principes (Luban 1985). Nu zijn inderdaad morele compromissen alleen te bereiken via het doen van concessies, maar de zwaarte van die concessies is afhankelijk van het soort compromis (Van Es 1996). Binnen het compromis van ‘schikking’ houden de partijen vast aan hun definitie van belangen, en allen dienen aanzienlijk concessies te doen om een overeenkomst te sluiten. Binnen het compromis van ‘integratie’ worden belangen en hun gewicht in het onderhandelingsproces opnieuw gedefinieerd en geselecteerd (Van Es 2002), zodat er nog maar kleine concessies nodig zijn om de gewenste overeenkomst te realiseren.

Literatuur
Bazerman, M.H., M.A. Neale, Negotiating Rationally, New York, 1992.
Braybrooke, D., ‘The Possibility of Compromise’, Ethics, vol. 83,1982, pp. 139-150.
Es, R. van., Negotiating Ethics. On Ethics in Negotiation and Negotiating in Ethics, Delft, 1996.
Es, R. van.,‘Moral Compromise. Owen and Holbrooke mediating the Bosnia-conflict’, International Negotiation, vol, 7, 2002, pp. 137-147.
Fisher, R., W.Ury, Getting to yes. Negotiating Agreement without giving in, Houghton, 1981.
Fisher, R., E. Kopelman, A.K. Schneider, Beyond Machiavelli. Tools for Coping with Conflict, Harvard, 1994.
Gauthier, D., Morals by Agreement, Oxford, 1986.
Habermas, J., Erlauterungen zur Diskursethik, Frankfurt/M., 1991.
Harman, G., ‘Justice and Moral Bargaining’, Social Philosophy and Policy, vol, 1,1983, pp. 114-131
Harsanyi, J.C., ‘Morality and the Theory of Rational Behaviour’, Social Research, vol. 44, 1977, pp. 623-656.
Luban, D., ‘Bargaining and Compromise: Recent Work on Negotiating and Informal Justice’, Philosophy and Public Affairs, vol. 14, 1985, pp. 397-416.
Luce, R.D., H. Raiffa, Games and Decisions, New York, 1957.
McGill, VJ., ‘Scientific Ethics and Negotiation’, Processes of the American Philosophical Association, vol. 42, 1969, pp. 5-20.
Mumighan, J.K., The Dynamics of Bargaining Games, Prentice Hall, 1991.
Nicolson, H., Diplomacy, London, 1969.
Pruitt, D.G., J.Z. Rubin, Social Conflict. Escalation, Stalemate, and Settlement, Random House, 1986.
Schelling, T.C., The Strategy of Conflict, Harvard, 1960.
Smith, T.V, ‘Compromise: it’s Context and Limits’, Ethics, vol. 53,1942, pp. 1-13.
Stein, J.G. (ed.) Getting to the Table. The Process of International Prenegotiation, Baltimore, 1989.
Weick, K.E. The Social Psychology of Organizing, McGraw-Hill, 1979.

(R. van Es)