Lexicon Nederland en België

Liek Mulder (1994)

Gepubliceerd op 02-08-2017

Neolithicum

betekenis & definitie

Neolithicum [Gr. neos, nieuw, lithos, steen], of Jonge Steentijd, prehistorische periode in Europa en West-Azië tussen het → Mesolithicum en, al naar gelang het gebied, de Koper- of → Bronstijd. Traditioneel wordt het Neolithicum in verband gebracht met voedselproduktie door akkerbouw en/of veeteelt, het verschijnen van permanente nederzettingen, aardewerk en geslepen bijlen.

Deze elementen zijn echter niet onlosmakelijk met elkaar verbonden. Als belangrijkste criterium wordt de economie beschouwd, zodat het begin van het Neolithicum over het algemeen bij het eerste optreden van (semi-)agrarische samenlevingen wordt gelegd. Vanuit het Nabije Oosten, waar tussen circa 9000-7000 v.Chr. dieren en planten, vooral granen, zijn gedomesticeerd, verspreidde de neolithische levenswijze zich geleidelijk over Europa en West-Azië. In de loop van het Neolithicum verschenen daar de primitieve ploeg, het eergetouw, en het wiel. Opvallend voor het Neolithicum is verder de winning van vuursteen door schachtmijnbouw. Voorts is het metaal koper in deze periode voor het eerst gebruikt en verwerkt, een reden waarom in sommige delen van Europa -in Nederland en België vroeger ook wel, maar tegenwoordig niet- dit deel van het Neolithicum ook Kopertijd (dan wel Chalcolithicum of Aeneolithicum) wordt genoemd. Dat al deze economische veranderingen gepaard gingen met ingrijpende veranderingen op andere terreinen laat zich raden.

Voor Nederland bestaat de volgende chronologische indeling: Vroeg-Neolithicum, onderverdeeld in Vroeg-Neolithicum A (circa 5300-5000 v.Chr.) met de → Bandkeramische cultuur en de → La Hoguettekeramiek en de → Limburgkeramiek en Vroeg-Neolithicum B (circa 5000-4200 v.Chr.) met de → Blicquygroep, de → Hazendonkcultuur, de → Rössencultuur en → de Swifterbantcultuur; het Midden-Neolithicum, onderverdeeld in Midden-Neolithicum A (circa 4200-3400 v.Chr.) met de Hazendonkcultuur, de → Michelsbergcultuur, de Swifterbantcultuur, de → Trechterbekercultuur en mogelijk → de Vlaardingencultuur en het Midden-Neolithicum B (circa 3400-2850/2800 v.C.) met de → Steingroep, de Trechterbekercultuur en de Vlaardingencultuur; het Laat-Neolithicum, onderverdeeld in Laat-Neolithicum A (circa 2850-2450 v.Chr.) met de → Enkelgrafcultuur, de Steingroep en de Vlaardingencultuur en Laat-Neolithicum B (circa 2450-2000 v.Chr.) met de → Klokbekercultuur. Deze periodisering is in principe ook toepasbaar op België, met dien verstande dat de → Seine-Oise-Marne-cultuur tot het Midden- en Laat-Neolithicum behoort.