Mesolithicum [Gr. mesos, midden; lithos, steen], Midden-Steentijd. Periode uit de prehistorie na het → Paleolithicum (daarom soms Epipaleolithicum genoemd) en voor het → Neolithicum.
Het begin valt ongeveer samen met het einde van de laatste IJstijd in het Pleistoceen en het begin van het Holoceen (circa 9000 v.Chr.), toen het klimaat definitief warmer werd. Een einddatering is moeilijk te geven en verschilt per gebied. Voor de Lage Landen kan het vijfde millennium v.Chr. als einddatum worden gezien. Economisch wordt het Mesolithicum gekenmerkt door jacht, visvangst en het verzamelen van voedsel. Bij de jacht kon de hond worden gebruikt, die reeds in het Laat-Paleolithicum (→ Magdalénien) was gedomesticeerd. Vindplaatsen in Nederland en België worden gekenmerkt door stenen, in het bijzonder door vuursteen, werktuigen en afval. Vanaf ongeveer 7100 v.Chr. werd ook Wommersom-kwartsiet in België, Zuid- en Midden-Nederland als grondstof voor werktuigen gebruikt. Werktuigen, zoals spitsen of pijlpunten, zijn dikwijls klein en worden daarom microlieten genoemd. Onder het geringe aantal organische vondsten uit Nederland en België vallen de boomstamkano van Pesse in Drenthe (zevende millennium v.Chr.) en een houten antropomorf beeldje uit Willemstad (vijfde millennium v.Chr.) op.