Lexicon Nederland en België

Liek Mulder (1994)

Gepubliceerd op 02-08-2017

Kuyper

betekenis & definitie

Kuyper, Abraham, Nederlands protestants theoloog, politicus en cultuurfilosoof, *29.10.1837 Maassluis, +8.11.1920 's-Gravenhage. Kuyper studeerde theologie in Leiden, waar hij in 1862 promoveerde.

Van 1863-1874 was hij predikant. In 1872 werd Kuyper de eerste hoofdredacteur van het antirevolutionaire dagblad De Standaard. Kuyper was lange tijd lid van de Tweede Kamer (1874-1877, 1894-1901, 1908-1912) voor de arp, waarvan hij na → Groen van Prinsterer grondlegger en tot zijn dood de leider was. In 1880 stichtte Kuyper de Vrije Universiteit in Amsterdam, die hij tot een centrum van christelijke wetenschap en gekerstende cultuur wilde maken; hij werd er ook hoogleraar. In 1886 bracht hij vanuit zijn gedachte van de zogenaamde → antithese de → coalitie tot stand om een bres te kunnen slaan in het liberale verzet tegen de bijzondere school (→ schoolstrijd). In 1886 was hij een van de leiders van de → doleantie. Kuyper was van 1901-1905 minister-president; in 1903 realiseerde hij na de → spoorwegstaking een stakingsverbod voor overheidspersoneel (→ worgwetten). Na de val van zijn kabinet maakte hij een grote reis. In 1908 werd hij buiten het ministerie gehouden in verband met de → lintjeszaak. Van 1912-1920 was hij lid van de Eerste Kamer.