Lexicon der Natuurgeneeskunde

Ernst Meyer Camberg (1981).

Gepubliceerd op 11-06-2020

Kanker

betekenis & definitie

(carcinoom): zie Gezwel. K. is een veel voorkomende kwaal, die met het voortschrijden van de beschaving steeds meer is toegenomen.

In bepaalde families komen naar verhouding meer gevallen van kanker voor, zonder dat men van erfelijkheid of een erfelijke aanleg kan spreken. K. is ook niet direct besmettelijk. K. ontstaat vooral door langdurige, chronische inwerking van diverse prikkels. Chemische: we kennen nu meer dan 500 stoffen die stellig kankerverwekkend zijn. Ze worden vaak met de voeding in het lichaam opgenomen. De natuurgeneeskunde (reformbeweging) heeft zich daarom altijd verzet tegen het gebruik van chemische stoffen als kleurmiddel of als conserveermiddel van voedsel en gewaarschuwd tegen het overmatig gebruik van chemische stoffen als geneesmiddel.

Haar opvattingen hebben pas in de laatste tijd meer gehoor gevonden, ze vinden nu ook, zij het niet konsekwent, hun weerslag in de nieuwe wetgeving op het gebied van voedingsmiddelen. Ook de bij het roken ontstane teerprodukten kunnen tot lippen-, long- en maagkanker leiden. Geroosterde produkten, hoogverhitte dierlijke vetten, geconcentreerde alcoholsoorten kunnen bij langdurig gebruik tot de ontwikkeling van kanker in het spijsverteringskanaal bijdragen. Kanker bij schoorsteenvegers en arbeiders in de anilinefabrieken behoort tot de erkende beroepsziekten.Behalve door chemische stoffen kan k. door langdurige mechanische prikkeling ontstaan evenals door de inwerking van stralingen met zeer kleine golflengte zoals die van radium, röntgen en radioactief afval. Alle kortegolf straling is zonder uitzondering kankerverwekkend. De veronderstelling dat aardstralen van bepaalde frequenties verantwoordelijk zijn voor kanker, zijn niet zonder meer in tegenspraak met de kennis van de gewone wetenschap. Haar tegenargumenten zijn vooral gericht tegen onvoldoende bewezen beweringen over het optreden van aardstralen en de vermeende opheffing daarvan door afscherming. Ook is met „aardstralenkastjes” onmiskenbaar oplichterij bedreven. Chronische inwerking van bacteriële prikkels en ook van virussen kunnen k. veroorzaken. Lichaamseigenstoffen, zoals geslachtshormonen kunnen onder bepaalde omstandigheden tot ontwikkeling van kanker in de geslachtsorganen leiden, waartoe bij de vrouw ook de borst behoort.

Al deze inwerkingen leiden pas na langere tijd tot k., tenzij het om een massieve stralingsbeschadiging gaat zoals bij atoomstraling. Daarom is k. bij personen op jeugdige leeftijd minder frekwent. Bij kinderen ontstaat k. meestal uit resten embryonaal ontwikkelingsweefsel dat niet geheel is afgebroken. K. is niet een ziekte, die specifiek is voor de ouderdom, maar komt alleen op hoge leeftijd vaker voor; in feite kan k. in elke leeftijd optreden. Bij vrouwen gebeurt dit het meest na het 30ste, bij mannen na het 40ste levensjaar. Naar de vorm is k. een celwoekering, een gezwel. De dek cellen (epitheelweefsel), die de bovenste lagen van de huid en de slijmvliezen, maar ook het weefsel van de klieren en klierachtige organen vormen, beginnen te woekeren en wel in die mate, dat ze de hen door de natuur gestelde grenzen overschrijden en doordringen in weefsellagen, waarin ze niets te maken hebben.

Ze vermeerderen zich op onregelmatige wijze en vernielen elk weefsel dat hen in de weg staat. Daar bij zo’n ongeregelde groei de voeding van de nieuwgevormde cellen niet altijd verzekerd is, kunnen binnenin het gezwel verval van het weefsel en bloedingen optreden. Via de bloed- en lymfewegen kan de k. naar de omgeving en ook naar verder gelegen gebieden in het lichaam versleept worden, zich daar zelfstandig vestigen en dochtergezwellen (metastasen) vormen. De giftige stofwisselingsprodukten geven aanleiding tot bloedarmoede en verval van krachten (cachexie).

K. veroorzaakt alleen pijn wanneer pijngeleidende zenuwen in het proces betrokken raken. K. is echter volgens de opvattingen van de natuurgeneeskunde geen plaatselijke kwaal, maar slechts de plaatselijke uitdrukking van een algehele kankerziekte. Wanneer het plaatselijk gezwel operatief is verwijderd vormt zich op dezelfde plaats weer nieuwvorming, het zogenaamde recidief, een zichtbaar teken dat de algemene ziekte het gebeuren bepaalt. Wanneer deze vroegtijdig onderkend wordt, kan een operatie uitkomst brengen. Wanneer men niet meer zeker kan zijn het gezwel in zijn geheel te kunnen verwijderen, wanneer het reeds is doorgebroken in de andere weefsels en het verslepen al heeft plaatsgevonden, kunnen operaties het proces dikwijls alleen maar versnellen en zal men zeer goed moeten overwegen of men er wel toe wil overgaan. Röntgen-radiumkobaltbestraling komen in aanmerking.

De natuurgeneeskundige behandeling legt het accent op maatregeling die het afweervermogen van het organisme opvoeren. Vitaminerijke, eiwitrijke basisvoeding met veel rauwkost. Dagelijks bietensap aangezuurd met melkzuur, linusitsoep en voedingsmiddelen zonder chemische toevoegingen moeten de mineraalhuishouding normaliseren en de weerstand verhogen. Verwarmende baden met hoge temperaturen (boven de 40°) meermalen per dag en gedurende langere tijd volgehouden werken remmend op de kankergroei. Deze behandeling wordt in de Ardenne-behandeling gecombineerd met injecties van zurenpreparaten in de bloedbaan. Injecties van maretakpreparaten in de Plenosol- en Iscadorbehandeling zijn gebruikelijk.

Noodzaak is de bevordering van alle natuurlijke functies, als ademhaling, beweging, stofwisseling. Belangrijk is de tijdige operatie, waarvoor een vroegtijdige diagnose geboden is. Gebruikmaken van de preventieve onderzoeksmethoden en bevolkingsonderzoeken is op latere leeftijd dringend gewenst.

Andere kwaadaardige gezwellen zijn weliswaar in wetenschappelijk opzicht geen k. doch ze gedragen zich op dezelfde wijze, bijv. sacroom (vleesgezwel) waarbij onrijpe binden steunweefselcellen boosaardig gaan woekeren. Leukemie wordt bloedkanker genoemd. Bij het ontstaan daarvan spelen virussen een rol.