Lexicon der Natuurgeneeskunde

Ernst Meyer Camberg (1981).

Gepubliceerd op 11-06-2020

Gezwel

betekenis & definitie

(tumor): kan ontstaan door stuwing van weefselvocht, bloedwei of bloed in het weefsel (builen, geboortegezwel, ontstekingsgezwel). Meestal betreft het echter de vorming van nieuw weefsel, die zelfstandig tot stand gebracht kan worden door iedere soort lichaamscellen.

Men kan ze beter aangroeiingen noemen respectievelijk van vetweefsels, bindweefsels, vaten en beenderen. Ze zijn goedaardig, groeien langzaam en blijven beperkt tot de plek van ontstaan. G. uit onrijp weefsel of uit dekcellen, die in de diepte groeien en woekeren, vertonen in structuur en opbouw geen gelijkenis met normaal weefsel. Komen ze voort uit dekcelweefsel, dan noemt men ze kanker (carcinoom), uit bindweefselcellen vleesgezwel (sarcoom). Ze vertonen een ongeremde, de omgeving vernielende groei, komen na operatieve verwijdering dikwijls op dezelfde plek terug (recidief en verbreiden zich via de lymfe- en bloedwegen ook in andere delen van het lichaam (dochtergezwellen, metastasen). Zoals in het hoofdstuk kanker naar voren gebracht wordt, zijn de g. slechts een plaatselijke uiting van een algehele ziekte, nl. kanker.