vlezige vrucht van appelboom (Pirus malus) (Appelfamilie). Teelt in boomgaarden (hoog- en halfstammen) en in fruittuinen (struik- en snoer-vormen).
Boom bestaat uit 2 delen; onderstam (wortel -j- kort stuk stam) en uitgegroeide ent (rest van de stam vertakkingen). Beide delen zijn stevig vergroeid. Keuze van onderstam zeer belangrijk. In Ned. 58 variëteiten goede appels. Teelt veel op rivierklei, later ook op zandgrond en ontwaterd veen (Z.-Limburg, Betuwe, Utrecht, IJsel). Bekendste soorten handappels zijn; Jonathan, Present van Engeland, Cox Oranje Pippin, Sterappel, Notarisappel, Bellefleur, Goudreinette (laatste twee veel als moesappel).
Minder mooie soorten worden verwerkt tot appelstroop, cider, appelwijn, zoete most, appelmoes. Uit appels wordt een bindmiddel voor jam gewonnen, pectine*.