De Kleine Winkler Prins

Winkler Prins (1949)

Gepubliceerd op 13-06-2020

Utrecht

betekenis & definitie

(1), Nederlandse provincie, 1.363,26 km2. In het O. de stuwwal Gooi-Utrechtse heuvels, met zandvlakten aan weerszijden; in het W. laagveen (vooral het N.W.) en zeeklei. 556.000 inw.

De hoofdstad Utrecht (187.288 inw.) is de vierde stad van Nederland.Veeteelt het belangrijkste bestaansmiddel. In het W. zuivelteelt, op de zandgronden varkens- en pluimveehouderij. Voorn, landbouwgewassen : haver, rogge, aardappelen, voederbieten, tarwe en gerst.

17.540 ha worden ingenomen door bos, 8123 ha zijn nog woest. De meeste industrie, vooral metaal- en chemische industrie, vindt men in en bij de twee steden Utrecht Wapen van Utrecht en Amersfoort. Steenbakkerijen langs Lek en Hollandsche IJsel, wasserijen langs Vecht en Loosdrechtse plassen. In Veenendaal textiel- en sigarenfabrieken, in IJsselstein meubelindustrie;

(2) hoofdstad van prov. Utrecht, 187.288 inw. Door centrale ligging knooppunt van spoorwegen, wier hoofdadministratie hier gevestigd is. Rijksuniv. met Veeartsenijk. Hogeschool en Tandheelk. Instituut; Rijks Serol.

Inst.; Instituut voor Ooglijders. Rijksmunt. Zetel van R.K. aartsbisschop en aartsbisschop der Oud-bisschoppelijke Clerezij. Monumentale gebouwen: De Domkerk, gebouwd 1254-1514, met 112 m hoge domtoren en kloostergang; de Janskerk (11e eeuw), de Pieterskerk, Catharijnekerk (van 1537, nu kathedraal v. d. aartsbisschop), Buurkerk, Geertekerk. Aartsbisschoppelijk museum, oud-Katholiek museum, Bosbouwkundig museum, etc. Paushuize (gesticht door de latere paus Adrianus VI), thans woning van de Commissaris der Prov. Grote Jaarbeursgebouwen. Verder merkwaardige oude grachten met de ,.werven” en de oude werfwoningen.

Belangrijke industriestad: metaal-, goud- en zilver-, lood- en zinkfabrieken, chemische nijverheid, pletterijen, uitgeverijen en boekdrukkerijen, enz. Centrale spoorwegwerkplaatsen. Grote vee- en paardenmarkten, groenten-, vruchten-, bloemenveilingen.

U. dateert uit de Rom. tijd (Trajectum). Tot de 16e eeuw de grootste stad van N.-Nederl., het middelpunt der Nederl. geschiedenis.