(Fructus), eigenlijk het vruchtbeginsel dat zich heeft ontwikkeld met de daarin liggende zaden. Ruimer opgevat: alle omhulsels van de zaden, die met deze afvallen, dus ook de bes, de kegels, de schijn-V.
De F. bestaat uit zaad en wand. Zij is rijp als de V.-steel loslaat, de V. zich opent en het zaad vrijkomt. Men kent droge en vlezige V. Droge verdeelt men in éénzadige en meerzadige. De vlezige V. in bessen, steen-V. en pit-V.