Definities van Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal in de Ensie A
- afpoeieren
- afpoetsen
- afponden
- afprachen
- afprakkezeren
- afpramen
- afpunten
- afraaien
- afrabbelen
- afraden
- afrafelen
- afraffelen
- afragen
- afraken
- aframmelen
- aframmeling
- afranselen
- afraspen
- afrasterdraad
- afrasteren
- afrastering
- afreden
- afrehekel
- afreis, afreize
- afreizen
- afrekenen
- afrekening
- afrepelen
- afreuz(el)en
- africhten
- afrij
- afrijden
- afrijten
- afrijzelen
- afrijzen
- Afrika
- Afrika-reiziger
- Afrikaan
- Afrikaander
- Afrikaans
- afrikaantje
- afristen
- afrit
- afritsen
- afroepen
- afroeping
- afroffelen
- afromer
- afronden
- afrossen
- afrossing
- afschaduwen
- afschaduwing
- afschaffen
- afschaffer
- afschaffing
- afschampen
- afschavelen
- afscheep
- afscheephaven
- afscheid
- afscheiden
- afscheiding
- afscheidingslijn
- afscheidnemen
- afscheidsbezoek
- afscheidsgroet
- afschelferen
- afschepen
- afschetsen
- afschieten
- afschijn
- Afschijnen
- afschilderen
- afschildering
- afschilferen
- afschilfering
- afschillen
- afschrabben
- afschrapen
- afschrappen
- afschrapsel
- afschrift
- afschrijven
- afschrijving
- afschrik
- afschrikken
- afschrikkend, afschrikwekkend
- afschroeien
- afschuimen
- afschuinen
- afschuining
- afschutsel
- afschutten
- afschutting
- afschuw
- afschuwelijk
- afschuwwekkend
- afseinen
- afsijpelen
