schraapte af, h. afgeschraapt (1 verwijderen door afkrabben; 2 door schrapen iets ontdoen van stoffen aan de oppervlakte; [van vuil] reinigen):
1. roest van iets afschrapen; een oude laag verf afschrapen;
2. de darmen afschrapen, reinigen van vetdelen; vuile pannen afschrapen.