Definities van Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal in de Ensie S
- sproeier
- sproeiwagen
- sproet
- sproetel
- sproeterig, sproetig
- sprok
- sproke
- sprokkel
- sprokkelaar
- sprokkelbloem
- sprokkelen
- sprokkelhout
- Sprokkelmaand
- sprong
- spronggewricht
- sprongsgewijze
- sprooi
- sprook
- sprookje
- sprookjesdichter
- sprot
- sprouw
- spruit
- spruiten
- spruitjes
- spruitkool
- spruw
- spugen
- spui
- spuidok
- spuien
- spuier
- spuigat
- spuigen
- spuisluis
- spuit
- spuiten
- spuitfles
- spuitgast
- spuitmeester
- spuitslang
- spuitvis
- spuitwater
- spul
- spurrie
- spurrieboter
- spurt
- spurten
- sputteren
- sputum
- spuug
- spuwen
- sq
- square
- squatter
- squaw
- squire, esquire
- Sr
- sroetoe
- St
- sta-in-de-weg
- staaf
- staafijzer
- staaflantaarn
- staafmagneet
- staag
- staagjes
- staak
- staal
- staalachtig
- staalartsenij
- staalblauw
- staalboom
- staalbron
- staaldraad
- staaldruppels
- staalgrauw bn.; grauwblinkend als staal: een staalgrauwe tint, een staalgrauwe lucht
- staalgraveur
- staalgravure
- staalkaart
- staalkabel
- staalmeester
- staalpil
- staalplaat
- staalwater
- staalwijn
- staan
- staand
- staander
- staandevoets, staandsvoets
- staandrijm
- staangeld, stageld
- staanplaats
- staar
- staart
- staartbalk
- staartbeen
- staartgeld
- staartgrassen
- staarthamer