XYZ van de klassieke muziek

Katja Reichenfeld (2003)

Gepubliceerd op 15-03-2017

Gabriel Fauré

betekenis & definitie

Gabriel Fauré (Pamiers 1845-Parijs 1924) was een Franse componist die de Romantiek met de 20e eeuw verbond. In Parijs werd hij opgeleid tot organist en was piano- en compositieleerling van Saint-Saëns. Tijdens zijn studietijd raakte hij vertrouwd met zowel oude als nieuwe muziek. Hij lijkt de enige te zijn die door Wagners werk werd gefascineerd maar niet beïnvloed.

Fauré startte zijn loopbaan als organist in Rennes, waar hij de lokale clerus schokte met zijn begeleiding van de kerkscène in Gounods Faust (1859). Maar het provinciale klimaat weerhield hem er niet van al in zijn vroege, romantische werk een eigen, sobere stijl te ontwikkelen die de populariteit lang in de weg zou staan. In 1871 terug in Parijs, werd hij bezoeker van de salon van Saint-Saëns en lid van de Société Nationale de Musique, die veel van zijn werk in wereldpremière zou brengen.

Fauré was in principe blijmoedig van aard, maar leed nog tot hij ver in de veertig was aan depressies. Deze begonnen nadat de dochter van de zangeres Pauline Viardot in 1877 hun verloving verbrak. Ook zijn huwelijk met Marie Fremiet bracht hem weinig geluk. Hij compenseerde het gemis in de jaren '90 door een liaison met de toekomstige vrouw van Debussy, Emma Bardac, aan wie hij zijn liederencyclus La bonne chanson (1892-94) opdroeg. De pianosuite Dolly voor vier handen (1894-97) schreef hij voor haar dochter. Om zijn vrouw en twee zoons te onderhouden, was Fauré tot 1892 aangewezen op privé-leerlingen. Zijn composities uit deze periode brachten weinig op. Ze waren merendeels kleinschalig en de vraag ernaar beperkte zich vrijwel geheel tot de salons. (Proust was door hun smachtende elegantie 'bedwelmd'en geïnspireerd.) Grootsere werken bleven lang onvoltooid. Zelfs het Requiem, begonnen in het jaar van de verbroken verloving, maar zuiver geschreven 'voor het plezier', kreeg pas in 1900 zijn definitieve vorm. Alleen de toneelmuziek achtte de bescheiden maker 'passend bij mijn magere talent'.

In de jaren '90 kwam de langverbeide erkenning. Fauré volgde Saint-Saëns op als organist aan de Madeleine en werd (bijv. Ravels) leraar aan, en in 1905 directeur van, het conservatorium. Zijn composities, nu ambitieuzer in opzet en krachtiger van toon, oogstten overal groot succes. De ouderdom met zijn roem, eerbetoon en buitenlandse uitnodigingen en opdrachten, waaronder voor de toneelmuziek Pelléas et Mélisande (1898), werd overschaduwd door gehoorstoornissen en andere kwalen. Dat zijn creativiteit echter tot op het eind intact bleef, bewijst alleen al het Strijkkwartet (1924) uit Faurés sterfjaar. De late muziek munt uit door geavanceerde harmonie en polyfone rijkdom en wordt thans beschouwd als de beste die Frankrijk toen voortbracht.

Oeuvre
6 orkestwerken; kerkelijke en wereldlijke koormuziek; 10 dramatische werken, waaronder de opera Prométhée; ruim 100 liederen; ruim 20 kamermuziekwerken; ca. 60 pianocomposities en -bewerkingen.