XYZ van de klassieke muziek

Katja Reichenfeld (2003)

Gepubliceerd op 21-03-2017

Strijkkwartet

betekenis & definitie

Een strijkkwartet is een ensemble van vier strijkinstrumenten (twee violen, alt en cello).

Joseph Haydn geldt rond 1755 als de schepper van het genre 'strijkkwartet'. Uiteraard werd er al lang vóór die tijd vierstemmig gestreken. In de late Renaissance schreef men vierstemmige muziek die gezongen, geblazen of gestreken kon worden, afhankelijk van de aanwezige musici. Een uitvloeisel van deze praktijk was waarschijnlijk de Kunst der Fuge van J.S. Bach, waarin elk spoor ontbreekt van een aanwijzing over de bezetting van de merendeels vierstemmige fuga's.

Bronnen van inspiratie:
In de barok en de vroeg-klassieke periode bestonden allerlei genres voor vierstemmige strijkersbezetting: de Italiaanse sinfonia, de sonata a quattro en het concerto a quattro, waarbij de strijkers naar believen konden worden ondersteund door een toetseninstrument: het continuo. En verder de divertimenti, de serenades en cassaziones: vroeg-klassieke 'Unterhaltungsmusik' (amusementsmuziek) voor vier strijkers in strijkkwartetbezetting, soms versterkt met een contrabas, waarmee het dagelijkse leven in het,se-eeuwse Wenen werd opgefleurd. Deze werken bestonden uit een aaneenschakeling van delen waarbij men niet keek op een deeltje meer of minder. Ook nam men het niet zo nauw met het aantal musici; naar believen konden de vier stemmen enkelvoudig, verdubbeld of verdriedubbeld worden gespeeld. De muzikale impuls ging in deze genres hoofdzakelijk uit van de eerste viool partij.

Haydn:
Haydns vroegste kwartetten sloten aan bij deze traditie. Hij noemde ze 'divertim enti' en ze hebben steeds vijf delen. Maar hij moet een sterke behoefte hebben gehad aan een compactere vorm en een grotere zelfstandigheid van de vier stemmen. Bijzonder trots was hij dan ook op zijn zes Kwartetten op. 33 (1781), waarover hij in een rondschrijven bij de intekenactie meldde:'Ze zijn geschreven op een nieuwe en speciale manier.' Hij sprak van een 'violoncello concertante', de menuetten noemde hij 'scherzi', en de benaming 'kwartet' had nu voorgoed het verouderde'divertimento' verdrongen. Uit de Kwartetten op. 33 spreekt een zelfbewuste geest die een groter publiek lijkt te willen aanspre ken dan daarvoor. Inspiratie is misschien gekomen uit Mannheim waar pakkende vierstemmige strijkersmuziek werd geschreven voor een orkest dat met zijn aanstekelijke manier van musiceren in korte tijd de publiekslieveling was geworden. Een andere inspiratiebron vormde waarschijnlijk het toen 'ouderwetse' contrapunt. Haydn had als leergierige autodidact studie gemaakt van hét handboek over contrapunt: Gradus ad Pamassum van J.J. Fux (1725), en hierdoor had hij diepgaande kennis opgedaan over het schrijven voor zelfstandige stemmen. Zijn affiniteit met de fuga blijkt duidelijk uit de fuga-finales van verschillende vroege kwartetten. Ook Mozart en Beethoven waren aan de hand van Fux ingewijd in het contrapunt en hadden daar niet alleen een levenslange liefde voor de fuga aan overgehouden, maar ook een feilloos inzicht in de meerstemmigheid. Fux bleef trouwens als leerboek bruikbaar tot ver in de 19e eeuw.

Strijkkwartetcultuur:
Haydns' op. 33 vormde o.a. voor Mozart een belangrijke inspiratiebron, en zo was de basis gelegd voor een genre dat met de kwartetten van Beethoven, Brahms, Schumann en Mendelssohn zijn weerga niet kent wat betreft rijkdom en diepte van gedachten en gevoelswerelden . Ook de 20e eeuw leverde met Schönberg, Berg, Webern, Bart ók en Sjostakovitsj grote meesterwerken op. Met de enorme opleving van de strijkkwartet cultuur aan het eind van de 20e eeuw en de vele jonge ensembles die zich met een hoog spelniveau meester maken van het bestaande kwartetrepertoire en met hun enthousiasme nieuw repertoire genereren, lijkt het strijkkwartet nog een lang en glorieus leven tegemoet te gaan.