XYZ van de klassieke muziek

Katja Reichenfeld (2003)

Gepubliceerd op 15-03-2017

Cantate

betekenis & definitie

Een cantate, (lt. cantata) is een zangstuk, oorspronkelijk tegenhanger van de sonata (instrumentaal stuk), en de toccata (stuk voor toetseninstrumenten).

Bij deze term zal men waarschijnlijk allereerst denken aan de cantates van Bach. Aan de rijkdom in vorm en karakter die Bach in zijn merendeels kerkelijke cantates tentoonspreidde gingen echter zo'n honderd jaar vooraf waarin zangstukken van allerlei aard waren gecomponeerd. De vroegste cantates stammen uit Italië uit het begin van de 17e eeuw en waren geschreven voor solozang met begeleiding van een luit. Zij waren bestemd voor de muziekzaal van de adel (cantata da camera), en de wereldlijke poëtische tekst, op muziek gezet in de stijl van de monodie, had het karakter van een dramatische vertelling. Deze wereldlijke cantates leken in feite op een scène uit een opera. Giacomo Carissimi schreef als eerste kerkelijke cantates (cantata da chiesa), lyrische en fantasievolle werken, bestemd voor de San Apollinare in Rome. In de loop van de 17e eeuw werden in Italië cantates geschreven waarin het verhaal in recitatieven werd verteld, afgewisseld met arioso's en bespiegelende aria's. De bezetting werd verrijkt door meerdere vocalisten, begeleid door een klein strijkersensemble. Alessandro Scarlatti schreef enkele honderden cantates waarin hij de da capoaria introduceerde.

In het protestante Middenen Noord-Duitsland kreeg de kerkelijke cantate in de 18e eeuw een meer complexe vorm. Terwijl daarvóór bijbelteksten en Latijnse liturgische teksten waren gebruikt, schreef de Hamburgse theoloog en dichter Erdmann Neumeister rond 1700 een nieuw soort cantateteksten: devote poëzie in het Duits, bedoeld om de gelovigen heel direct aan te spreken. De teksten waren speciaal geschikt voor gebruik in aria's. Zo ontstond het Duitse type van de cantate, waarin het objectieve en het subjectieve element met elkaar verbonden werden. Ter opluistering van de protestante en lutherse eredienst, werden in Duitsland cantates geschreven voor solisten, koor en orkest door o.a. Kuhnau, Zachow, Mattheson, Schütz, Buxtehude, Händel en Bach. Vaak waren deze cantates in feite mini-oratoria. De benaming cantate voor deze kerkelijke werken stamt trouwens uit de 19e eeuw; Bach zelf sprak van Concerto, Dialogus of Musik. Hij schreef 295 'cantates' waarin hij afwisselend gebruikmaakte van de vormen die zijn voorgangers hadden aangedragen. Deze vijf cycli van ieder 59 werken, waarvan slechts drieënhalve cyclus is overgeleverd, vormen het hoogtepunt in de geschiedenis van de cantate. Ook na Bach is de cantate springlevend gebleven. Mozart, Mendelssohn, Brahms, Vaughan Williams, Bartók en Stravinski schreven catates, om maar enkele van de belangrijkste componisten te noemen.