XYZ van de klassieke muziek

Katja Reichenfeld (2003)

Gepubliceerd op 21-03-2017

Opera

betekenis & definitie

Opera (Lat. opus-opera, werk-werken), het woord zegt het al: opera is een theatervorm waarin verschillende media gecombineerd worden, een samengaan van musiceren, acteren en dansen, en van beeldende middelen in ruime zin (voluit heette het genre oorspronkelijk: 'opera in musica').

Wat de opera echter sinds zijn ontstaan rond 1600 onderscheidde van andere vormen van muziektheater was de doorgaande actie die alle losse eindjes aan elkaar knoopte, en de fundamentele rol van de muziek waardoor de verschillende 'werken' (opera) getransformeerd werden tot één meeslepend geheel.

Het concept werd ontwikkeld in Florence door de leden van de Camerata Fiorentina, een erudiet gezelschap van wetenschappers en kunstenaars die studie maakten van het klassieke Griekse drama. Hun onderzoek spitste zich toe op de mythe rond Orpheus die met zijn zang zelfs de god van de onderwereld in zijn ban bracht, en hierdoor bijna zijn gestorven geliefde Eurydice uit het dodenrijk naar de aarde terug voerde. Maar er ging iets mis, en het was gedaan met Orpheus' aardse geluk. Ziehier de ingrediënten van het muziekdrama zoals dit bijna driehonderd jaar lang geldig bleef: een tragische liefdesgeschiedenis, door de kracht van de muziek en de onontkoombaarheid van de handeling gevoerd naar een (veelal) slechte afloop. De eerste bewaard gebleven opera was Euridice (1600) van Caccini en Peri op tekst van Rinuccini.

Ernst en komedie:
Talloze opera's volgden het Orpheus-concept, hetzij direct, zoals Monteverdi's Orfeo (1607), of indirect (opera's over de onfortuinlijke Dafne, Ariadne, Dido en andere heroïsch-tragische figuren uit de klassieke oudheid). Ook macht en politieke verwikkelingen werden grote thema's. Hieruit ontstond het genre 'opera seria' (ernstige opera), het geliefde 'recept' van o.a. Händel: de opera met onderwerpen uit de Griekse of Romeinse mythologie en geschiedenis, heldhaftige personages met 'uitvergrote' gevoelens, geprojecteerd in da-capo aria's terwijl de handeling zich vooral afspeelde in de recitatieven. De eerste opera's werden gemaakt in opdracht van de adel en uitgevoerd aan vorstelijke hoven. Daarin kwam rond het midden van de 17e eeuw verandering, nog tijdens het leven van de eerste grote operacomponist, Monteverdi. In Venetië, Napels en Rome, en spoedig ook in de rest van Europa werd opera een zaak van het grote publiek, mensen die niet gediend waren van verhalen die zij niet kenden. Hiermee werden zij namelijk voortdurend met de neus gedrukt op hun gebrekkige ontwikkeling, veroorzaakt door de ellende van het verschil in 'stand'. Dit alles liep hoog op en beroemd geworden rellen brachten uiteindelijk een ander opera-genre teweeg, de komische opera, met onderwerpen uit het dagelijks leven.

Maar het was de kruisbestuiving tussen de twee genres, de ernstige en de komische opera, die het vruchtbaarst bleek, en waaraan wij de grootste meesterwerken danken, zoals de drie 'late' opera's van Mozart op tekst van Da Ponte.

Het tegensprekende orkest:
Een unieke eigenschap van de opera als kunstvorm was van meet af aan de mogelijkheid om met 'dubbele boodschappen' de karakters een extra dimensie te geven. Immers: de muziek kan de strekking van de tekst versterken, kleuren, maar ook tegenspreken. In Iphigénie en Tauride (1779) van Gluck zingt Orestes bijvoorbeeld: 'Le calme rentre dans mon coeur' ('kalmte keert terug in mijn hart'), terwijl het orkest met syncopes in de lage strijkers spreekt van onrust. In Wagner's Tristan und Isolde (1865) zingt Isolde: 'Nun lass uns Sühne trinken' ('Laten we nu drinken op onze verzoening') terwijl het orkest met een chromatisch motief in de trombones dood en verderf aankondigt. In handen van grote operacomponisten zoals Verdi en Wagner werd het orkest de partner en tegenspeler van de zanger; door het orkest kregen de woorden extra betekenis, en werden de meest geheime gedachten onthuld. Het 'tegensprekende orkest' vormde in handen van de grote 19e- en 20e-eeuwers een machtig contrapunt.