Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 04-11-2019

Verhulst

betekenis & definitie

1° Johannes Josephus Herman, Ned. componist. * 19 Maart 1816 te Den Haag, ♱ 17 Jan. 1891 aldaar. Bezocht het Conservatorium te Den Haag. Werd dirigent der Euterpe-concerten te Leipzig. Schumann en Mendelssohn hadden invloed op zijn stijl.

Na zijn terugkeer achtereenvolgens dirigent der Mij. tot Bevordering der Toonkunst te Rotterdam, der Diligentia-concerten te Den Haag en der „Felix Meritis”- en „Caecilia”-concerten te Amsterdam. Zijn muziek is conservatief, sterk door Duitschland beïnvloed, doch afkeerig van de toenmalige Nieuw-Duitsche School (Wagner, Liszt).Voorn. werken: symphonieën, ouvertures, kerkel. muziek (w.o. een requiem voor mannenkoor), liederen, mannenkoren.

2° Maaiken, ➝ Bessemers (Maria).
3° Rafaël, Vlaamsch letterkundige. * 1866 te Wommelgem (Antwerpen). Na den Wereldoorlog week hij uit naar Duitschland. Zijn werk bezit literaire en tooneeltechnische verfijning, zonder veel diepte; symbolisme zonder psychologische verantwoording.

Werken: ’t Minnebrugje (1899); Quinten Massijs (1908); Reinaert de Vos (1901); Jezus de Nazarener (1904); Semini’s kinderen (1909).

4° Rombout, beeldhouwer. * 1624 te Mechelen, ♱ 1698 waarsch. te Den Haag. Leerling o.a. van Frans van Loo. Ca. 1646 te Amsterdam, later te Leiden; in 1664 lid van het Haagsche schildersgilde, waarvan V. in 1668 deken werd. Hij is vooral bekend door verschillende grafmonumenten van bekende persoonlijkheden, bijv. van Kortenaar (Groote Kerk, Rotterdam, 1666), van Michiel de Ruyter (Nieuwe Kerk, Amsterdam, 1681; vgl. afb. 2 op de pl. t/o kol. 144 in dl. XXI), van de gebroeders Evertsen (Abdijkerk, Middelburg, 1682). Zie ook afb. 4 op de pl. t/o kol. 225 in dl. XII.

< >