Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 16-10-2019

Nijverheidsonderwijs

betekenis & definitie

heeft ten doel aansluitend aan algemeen vormend onderwijs op te leiden voor ambacht, nijverheid, scheepvaart, huishouden, landbouwhuishouden en vrouwelijke handwerken.

I.

Het n. is in Ned. geregeld bij de Nijverheidsonderwijswet. Men onderscheidt :

A) Lager N. voor jongens, waartoe behooren de:
1° Dagambachtsscholen, die in 2- of 3-jarigen cursus opleiden voor timmerman, wagenmaker, meubelmaker, metselaar, stucadoor, schilder, fitter, smid, bankwerker, mach. bankwerker, electricien, instrumentmaker, modelmaker, vormer, gieter, typograaf, boekbinder, kleermaker, schoenmaker, behanger, enz. Eind 1934 bedroeg het aantal dezer scholen 90, met 25.675 leerlingen.
2° Dagvakscholen, die in tegenstelling met de ambachtsschool in een bepaald vak of enkele verwante vakken specialiseeren, zooals textielscholen, scholen voor de graphische vakken, school voor goudsmeden, rietvlechters. Aan het meerendeel dezer scholen wordt naast practisch vakonderwijs, les gegeven in de vsch. teekenvakken, de vakken van voortgezet lager onderwijs en in de techn. vakken, zooals werktuigkunde, kennis van gereedschappen, materialenkennis, constructieleer enz.
3° Een bijz. plaats nemen de scholen vlg. het leerlingstelsel in, nl. de Wilhelininaschool te Hengelo (Ov.) en de Philips’ Jongensnijverheidsschool te Eindhoven. De scholen geven theoretisch vakonderwijs, terwijl de practijk onderwezen wordt in de fabrieken, waarmee een leerlingcontract is aangegaan, zijnde de N.V. Gebr, Stork & Co, Hengelo, N.V. G. Dikkers & Co., Hengelo, en N.V. Philips’ Gloeilampenfabrieken te Eindhoven.
4° Avondnijverheidsscholen voor jongens; eind 1934 waren er 328 dezer scholen met 32 755 leerlingen, welke behalve in de onderscheidene teekenvakken onderwijs ontvingen in voortgezet lager onderwijs en theoretisch-technische vakken. Practische vakken werden slechts aan 77 van de 328 scholen onderwezen. Duur van den cursus 3 tot 5 jaar.
5° Scholen voor voortgezet lager of voorbereidend middel b. techn. onderwijs; geven meestal een voortzetting van het theoretisch vakonderwijs.
B) Middelbaar Technisch Onderwijs

Zie hiervoor ➝ Middelbare Technische School.

C) Scholen voor binnenvaart, zeevisscherij, zeevaart en opleidingen voor scheepsmachinist. Eind 1934 waren er 46 scholen met totaal 4 279 leerlingen.
D) Lager en Middelb. N. voor meisjes

Deze rubriek vertoont een rijke verscheidenheid in schooltypen; opleidingen en cursussen zijn afhankelijk van plaatselijke omstandigheden. Meer eenheid kan worden verwacht door het in 1933 door den minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen aangegeven schema van opleidingen. Men vindt huishoudscholen, naaischolen, industriescholen, vakscholen voor winkelpersoneel, enz. Op 31 Dec. 1934 telde men in Ned. 161 scholen met 45170 leerlingen.

E) Landbouwhuishoudonderwijs

Zie hiervoor ➝ Landbouwhuishoudscholen en ➝ Landbouwhuishcudonderwijs. In totaal waren er in Ned. op 31 Dec. 1934 54 dezer scholen met 9 964 leerlingen.

F) Opleidingscursussen voor akten van bekwaamheid tot het geven van N.

De akten kunnen worden verdeeld in: akten voor theoretisch of teekenonderwijs, zooals bijv. akte N I natuur- en werktuigkunde, N V electrotechniek en electrotechn. teekenen, N VI binnenvaartkunde; akten voor practisch onderwijs, zooals akte Na handwerken, Nj machine-bankwerken enz. en gecombineerde akten als N VIII (koken en bijbehoorende vakken). In totaal waren bij het N. in 1934 ruim 6 500 leerkrachten werkzaam.

II. In België meer bekend onder den naam van technisch onderwijs. Geregeld door K. B. van 10 Juli 1933. Dit K. B. slaat op alle onderwijsinstellingen, die een onderwijs verstrekken, dat aangepast is aan de verschillende ambachten en beroepen, die inzonderheid behooren tot de nijverheid, den handel, de toegepaste kunsten, het vervoerwezen, de administratie; het slaat eveneens op de leergangen van huishoudkunde.

Men onderscheidt:

A) Scholen met volledig leerplan omvattende:
1° Hoogere technische scholen;
2° Middelbare technische scholen;
3° Vakscholen;
4° Leerwerkplaatsen;
5° Handelshoogescholen;
6° Handelsscholen;
7° Scholen voor sierkunst;
8° Scholen voor maatschappelijk dienstbetoon.
B) Avondscholen omvattende:
1° Hoogere nijverheidsscholen;
2° Middelbare nijverheidsscholen;
3° Handelsscholen;
4° Scholen voor sierkunsten;
5° Nijverheidsscholen van den lageren graad;
6° Avondvakscholen.
C) Bijzondere scholen voor meisjes, omvattende:
1° Vakscholen van den middelbaren graad en scholen voor verpleegsters;
2° Vakscholen van den lageren graad en scholen voor vroedvrouwen; 3° Leerwerkplaatsen;
4° Zondag- en avondvakleergangen;
5° Huishoudscholen;
6° Zondag- en avondhuishoudscholen.
D) Normaalcursussen.

Het techn. onderwijs wordt ingericht door: de provincies; de gemeenten; de intercommunale groepeeringen of door de particulieren. De door den koning erkende openbare of private instellingen voor techn. onderwijs worden door den staat gesubsidieerd. Het administratief toezicht der scholen wordt uitgeoefend door de daartoe gemachtigde ambtenaren van het ministerie van Openbaar Onderwijs. Het wetensch. en techn. toezicht is toevertrouwd aan een korps van inspecteurs, door den koning benoemd. Bij het min. van Openbaar Onderwijs is een dienst alsook een hooge raad voor techn. onderwijs ingericht. Zie verder ➝ België (sub XI, D. Vak-, handels- en nijverheidsonderwijs).

III. In Ned.-Indië. Dit valt uiteen in:

A) ambachtsonderwijs;
B) technisch onderwijs.
A) Het ambachtsonderwijs, uitgaande van het gouvernement, wordt gegeven aan ambachtsleergangen, aansluitend aan de standaardschool en bestaande uit een tweejarige grondopleiding in de hout- of ijzerbewerking, gevolgd door eenjarige speciale vervolgcursussen in meubelmaken, metselen, voor automonteur, electromonteur e.d. Het onderwijs wordt gegeven in het Maleisch of in de landstaal door Inlandsche onderwijzers en ambachtsonderwijzers, onder toezicht van vakonderwijzers. Aan enkele leergangen zijn afdeelingen voor Nederlandsch sprekende leerlingen verbonden, waar het onderwijs in vaktheorie en teekenen in het Ned. door Europ. onderwijzers en vakonderwijzers wordt gegeven. De ambachtsleergangen kunnen worden onderscheiden in hoofdleergangen onder een vakonderwijzer en filiaal-leergangen onder een Inl. ambachtsonderwijzer onder toezicht van het hoofd van de dichtsbijgelegen hoofdleergang. Eind 1932 waren er 17 openbare hoofd- en 16 filiaal-leergangen.

Ook zijn er nog ambachtsleergangen uitgaande van gemeenten, van de missie en van de zending, van regentschappen (5) en van ondernemingen (7), terwijl de missie 2, de zending 1 filiaal-leergang heeft.

Verder wordt ambachtsonderwijs gegeven aan ambachtsscholen, aansluitende op de scholen voor Westersch Lager Onderwijs en bestaande uit een bouwkundige en een werktuigkundige afdeeling, elk driejarig. Het onderwijs in de practische vakken wordt in Je en 2e klasse gegeven door Inl. ambachtsonderwijzers onder toezicht van vakonderwijzers. Verder wordt het onderwijs geheel door Europ. leerkrachten in het Ned. gegeven. Het aantal openbare ambachtsscholen bedroeg eind 1932 5 uitgaande van het gouv., 5 gemeentelijke, terwijl er verder 1 bijzondere was, en bovendien de openb. mijnbouwschool te Sawah-Loento en de bijz. cursus voor instrumentmakers en glasblazers te Bandoeng tot de ambachtsscholen gerekend worden.

B) De openbare technische scholen hebben een 5-jarigen cursus en leiden op voor de lagere middelbare betrekkingen van technischen en industrieelen aard. Ze sluiten aan op de scholen voor Westersch Lager Onderwijs. Toelatingsexamens worden afgenomen. Die te Batavia (Koningin-Wilhelmina-school), te Soerabaja (Koningin-Emma-school) en te Jogjakarta (Prinses-Juliana-school) zijn verdeeld in een bouwkundigen en een werktuigkundigen cursus; de werktuigk. afd. is aan 3 scholen nog weer gesplitst in een machinisten- en een electricienscursus. De eenige bijzondere techn. school geeft een opleiding voor werktuigkunde en voor bouwkunde (Semarang).

Nijverheidsonderwijs voor meisjes Er zijn 3 openbare lagere nijverheidsscholen voor meisjes met 3-jarigen cursus, 11 gesubsidieerde bijzondere en 17 niet gesubsidieerde, de laatste deels met 2-deels met 3-jarigen cursus. Opgeleid wordt in de eerste plaats met het oog op een toekomstige taak in het huisgezin, maar verder voor hulp in de huishouding bij familie, in hotel, pension, of internaat, kinderverzorgster, enz.

De leerkrachten voor dit onderwijs worden opgeleid aan de openbare opleidingsschool voor onderwijzeressen in de huishoudelijke vakken te Batavia, terwijl verder onderwijs in de huishoudelijke vakken en in de vrouwelijke handwerken wordt gegeven aan de verschillende opleidingsinrichtingen voor onderwijzend personeel. Aan 163 openbare en 5 gesubsidieerde meisjes-vervolgscholen en aan 10 openbare en 35 gesubs. meisjesstandaardscholen werd onderwijs in handwerken, koken, waschbehandeling en batikken of kantklossen gegeven (1934).