1° Caspar, schilder. * 1639 te Heidelberg, ♱ 15 Jan. 1684 te Den Haag. Leerling van G.
Terborgh, die zijn kunst blijvend beïnvloedde. Hij schilderde portretten en, vooral in zijn vroegen tijd, genre-stukken, waarin hij zijn grooten meester trachtte te evenaren.
Zijn werken munten uit door een geraffineerde stofuitdrukking en door zorgvuldige afwerking. In zijn laatste periode verviel hij tot oppervlakkige portretschildering, waarmede hij slechts den smaak van het gegoede publiek in het gevlij kwam.Lit.: H. Portheine, C. N. (1914).
2° Frans, schrijver. * 30 April 1864 te Den Haag, ♱ 19 Nov. 1923 te Santpoort. Zijn proza staat sterk onder invloed van het Fransche Naturalisme; in zijn modem realisme is hij te koel-observeerend. Ofschoon tijdgenoot van de Tachtigers en in hun richting arbeidend, stond hij toch naast deze groep (Lastertongen, 1890). Het sterkst is hij in zijn Novellen (Uit de snijkamer, 1904). Zijn roman „Egoïsme” (1892) is van minder formaat. Hij was ook leider van het maandblad „De Hollandsche Revue”, waarin hij telkens een karakteristiek gaf van een actueele Ned. figuur.
Werken: Studies naar het Naaktmodel (1886); Menschen om ons (1888); In en om de Tweede Kamer (1899); Uit ons parlement (1900).