noemt men in de erfelijkheidsleer de groep organismen, die, door versmelting van mannelijke en vrouwelijke gameten (→ Bevruchting), uit één enkel (→ Hermaphroditisme), uit twee of uit meer ouders ontstaat. De n. van een vreemdbestuivende plant is gevormd uit al de individuen, die uit de onbevruchte (→ Parthenogenese) of uit de bevruchte eicellen van deze plant zich ontwikkelden; in het laatste geval kunnen de bevruchtende pollenkorrels van een groot aantal andere planten herkomstig zijn.
De langs ongeslachtelijken weg ontstane n. noemt men → kloon. In sommige handboeken gebruikt men het woord „afstammelingen” voor nakomelingen.
In de → genealogie vormen de gezamenlijke nakomelingen, zonder familieverband genomen, de n. of het nageslacht. Ook in de erfelijkheidsleer wordt het begrip n. soms, in ruimeren zin, tot verschillende generaties uitgebreid.
Door het onderzoek van de n. komt men op het spoor van den erfelijken aanleg van de te bestudeeren organismen. Dumon.