Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 16-10-2019

Muziek

betekenis & definitie

[( Gr. mousikè (technè) = kunst der Muzen] is openbaring van aandoeningen door middel van gerhythmiseerde klanken. Haar elementen zijn toonhoogte, toonduur en toonsterkte, welke gevarieerd en onderling gecombineerd de factoren vormen: een combinatie van toonhoogte en toonduur geeft als resultaat melodie; bij gelijktijdig optreden van vsch. toonhoogten ontstaat samenklank (hetzij consoneerend, hetzij dissoneerend); het na elkaar optreden van samenklanken heeft harmonie (homophonie) tot gevolg; contrapunt (polyphonie) ontstaat door wetmatige combinatie van melodieën, rhythme door variatie van toonduur; timbre of klankkleur hoofdzakelijk door het meeklinken van vsch. boventonen (natuurtonen) met den grondtoon.

Vgl. ook ➝ Muziekgeschiedenis en ➝ Muziekwetenschap.Lit.: P. Bekker, Von den Naturreichen des Klanges (1925); K. Singer, Vom Wesen der M. (1926); C. Höweler, Absolute muziek (in: Handelingen v. h. Genootsch. Muziek en Religie; 1925); E.

Bücken, Geist u. Form im musik. Kunstwerk (1932). Koole.