Grondbezit - Als bron van levensonderhoud en woonplaats is de grond, mits door goede grondpolitiek bestuurd, den mensch een uiterst gewichtig bezit. De grond als woonplaats is vooral object der stedelijke grondpolitiek; landelijke grondpolitiek houdt zich bezig met den grond als bron van levensonderhoud.
Hierbij dient gewaakt tegen grootgrondbezit en versnippering. Tegen versnippering gaat het zgn.
Anerbenrecht, dat een deel van den geërfden grond onvervreemdbaar maakt; tegen te groot grondbezit helpt onteigening ten algemeenen nutte der zgn. ➝latifundia (Italië, Spanje). De landarbeider krijgt zoodoende een eigen lapje grond (in Ned.
Landarbeiderswet 20 April 1918),de stedeling wordt beschermd tegen ➝grondspeculatie en woningnood door behoorlijke, van overheidswege geregelde uitbreidingsplannen. ➝Ricardo’s onjuiste leer der ➝grondrente gaf aanleiding tot de Bodenreform, een streven om minstens de grondrente, zoo niet den heelen grond, te doen vervallen aan den Staat (Damaschke, George). ➝Akkersocialisme; Grondvraagstuk. Keulemans. Grondbezit in Ned.-Indië. Alle grond in Ned.
Indië, waarop geen recht van eigendom wordt bewezen, is krachtens de domeinverklaring, vervat in het Agrarisch Besluit van 1870, eigendom van den Staat, landsdomein, waarop zakelijke rechten, adatrechtelijke en Europeesch-rechtelijke, kunnen rusten. Worden deze opgeheven, dan is de grond vrij landsdomein, waarover naar wettelijke regelen de regeering beschikt door verkoop, waardoor gewone eigendom ontstaat en conversie van inlandsch individueel bezitsrecht in agrarischen eigendom, door welke beide de grond aan het landsdomein wordt onttrokken. ➝Agrarische Wetgeving in Ned.
Indië. B. Damen. Grondbezit in Belgisch Kongo.
Men onderscheidt drie soorten van gronden.1° Inlandsche gronden. Het zijn alle gronden door inlanders bewoond, bebouwd of op gelijk welke wijze naar inlandsche gebruiken benuttigd. Eveneens de door de Administratie aan inlandsche gemeenschappen voor hun toekomstige behoeften toegekende gronden, nl. ten minste driemaal zooveel als elk dorp werkelijk bewoont en bebouwt.
De inlanders oefenen nog, op andere dan inlandsche gronden, gebruikelijke genotsrechten sui generis uit, die geen toeëigening van den grond onderstellen, bijv. t.o.v. doorgang, houtkap, jacht, vischvangst, enz. Overigens mogen, krachtens bijz. decreten, alle inlanders op domeingronden, in ruime maat, de voortbrengselen van gewassen inoogsten, er op jagen, hout kappen, enz. De wetgeving belet hen hun rechten lichtzinnig af te staan.
Hier blijft de inlandsche gewoonte van kracht en vallen de betwistingen onder de bevoegdheid der inlandsche rechtbanken, zelfs indien de betrokken inlanders tot het Eur. statuut toegetreden waren (Ord. 1 Juli 1885, deer. 14 Sept. 1886, 3 Juni 1906, 6 Aug. 1922, 31 Mei 1934).
Inlandsche gronden behooren aan de inlandsche gemeenschap toe, al worden zij feitelijk door de leden der gemeenschap bebouwd. Een ontwerp van decreet tot bevordering van den individueelen inlandschen eigendom ligt thans (1934) ter studie.
2° Domeingronden. Gronden zonder heer behooren aan de kolonie toe, behoudens eerbiediging van de gewoonterechten der inlanders. Bij de beschikking over haar privaatdomein dient de kolonie vooral rekening te houden met art. 15 Kol. Keure. Naar mate van hun belang, worden afstand van domeingrond en concessie van genotsrechten op domeingrond toegestaan nu eens door de uitvoerende macht alleen, dan eens bij decreet, dan weer bij decreet en onrechtstreeksche tusschenkomst van den metropolitaanschen wetgever.
In het Katanga- en in het Kivugebied, wordt, bij zulken afstand of concessie, eveneens, resp. door het Comité Spécial en het Nationaal Comité, art. 15 Kol. Keure toegepast.
De begunstigde van een afstand- of concessie-overeenkomst moet de inlandsche rechten eerbiedigen. De concessie-houder van landbouwgrond kan slechts eigenaar worden, wanneer hij het land productief heeft gemaakt. Vele concessies schrijven de uitvoering van een beschavingsprogramma ten gunste der inlandsche gemeenschappen voor, bijv. t.o.v. hygiëne en onderwijs. Grondvergunningen dienen zoodanig over het grondgebied der kolonie verspreid te worden, dat de sociale toestanden der inlandsche gemeenschappen er niet door worden geschaad, dat met de beschikbaarheid van arbeidskrachten rekening wordt gehouden, dat het bestaan der reeds gevestigde Eur. ondernemingen niet in gevaar wordt gebracht.
3° Geregistreerde gronden. Deze gronden zijn de private eigendom van niet-inlanders of event. van inlanders aan het Eur. statuut onderworpen. Krachtens het B. W., 2e Boek, bestaat de private eigendom van onroerend goed alleen na registratie in de registers van den bewaarder der grondtitels. Een certificaat van registratie wordt den eigenaar afgeleverd (Torrensstelsei). Elke overgang van den onroerenden eigendom vereischt een nieuw certificaat. Geen last treft den eigendom, zoo hij niet geregistreerd is. Elke huurovereenkomst, die langer dan 9 jaren loopt, moet eveneens ingeschreven worden. De verplichting van registratie geldt echter noch voor wettelijke erfdienstbaarheden, noch voor de gewoonterechten der inlanders, noch voor het privaatdomein der kolonie. Zie ➝Kongo (sub Recht).
Lit.: Th. Heyse en H. Léonard, Régime des cessions et concessions de terres et de mines au Congo Beige (Brussel 1932). De Mûelenaere. Grondbezit in Roeanda-Oeroendi (vroeger Duitsche kolonie, thans Belg. mandaatgebied). Krachtens art. 6 van het Belg. mandaat moet België, bij de vaststelling van het grondstelsel, de inlandsche rechten en belangen eerbiedigen. De betreffende decreten en ordonnantiën van Belg. Kongo werden op Roeanda-Oeroendi toegepast. Afstand of concessie van domeingronden geschiedt eventueel naar overeenkomstige regelen. De Mûelenaere.