Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 04-07-2019

Gerechtelijk raadsman

betekenis & definitie

Gerechtelijk raadsman - (Belg. Recht) (zie ook ➝ Advocaat) noemt men den persoon, die door de rechtbank wordt aangesteld om bepaalde personen (verkwisters en zwakzinnigen) bij te staan bij bepaalde handelingen: het voeren van processen, het treffen van dadingen, het aangaan van leeningen, het ontvangen van roerende kapitalen en het ontlasting geven hiervan, het vervreemden van hun goederen en het bezwaren ervan met hypotheken.

Van den dag af, waarop het vonnis wordt geveld, waarbij de g. r. benoemd wordt, zullen alle daden, hiervoor opgenoemd en welke zouden gesteld worden door den aldus onder g. r. geplaatsten persoon, rechtens nietig zijn. Voor daden van gewoon beheer is de tusschenkomst van den g. r. niet vereischt.Dezelfde personen, die gerechtigd zijn om de ➝ ontzetting (ook genaamd interdictie) te vorderen van de meerderjarigen, die zich in een gewonen toestand van onnoozelheid, krankzinnigheid of razernij bevinden, en met name de echtgenoot, de bloedverwanten en, bij ontstentenis van echtgenoot en bloedverwanten, het openbaar ministerie kunnen het verbod vorderen om te handelen zonder den bijstand van een raadsman. Dit verbod moet op dezelfde wijze gevorderd en gevonnist worden als voorzien voor de ontzetting (Belg. B.W. art. 492 vlg.). Hetzelfde geldt voor de opheffing van het verbod. Ingeval de rechtbank een vordering tot ontzetting afwijst, kan zij echter, zoo de omstandigheden dit vereischen, bevelen, dat de verweerder voortaan onder g. r. zal worden gesteld (art. 499).

Minderjarigen kunnen evenals de meerderjarigen onder g. r. worden geplaatst.

Wanneer er tegenstelling bestaat tusschen de belangen van den g. r. en deze van den zwakzinnige of den verkwister, anderzijds wanneer de g. r. weigert zijn toestemming te geven tot het stellen van een bepaalde daad, welke weigering door de rechtbank als niet gefundeerd wordt beschouwd, kan deze een g. r. „ad hoc” benoemen. De daden, welke opgesomd werden als zijnde verboden zonder toelating van den g. r., zijn „de jure” nietig, maar slechts relatief gesproken, d.w.z. dat de nietigheid ervan alleen kan tegengeworpen worden door den persoon zelf, die ze stelde en door den g. r. Voor alle andere daden, welke niet limitatief bij het B.W. worden voorzien, behoudt de zwakzinnige of verkwister, aan wien een g. r. werd toegevoegd, dus volledige rechtsbekwaamheid.

Lit.: Belg. B.W. (art. 499, 502, 513, 514, 515); De Page, Droit Civil (II); Répert. Pratique de Droit Belge (s.v. Conseil Judiciaire); Pandectes Belges (s.v. Conseil Judiciaire).

Voor Ned., ➝ Curateele.

Orban.