Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 24-04-2019

De dageraad

betekenis & definitie

De dageraad - Een door onafhankelijke vrijmetselaars in 1856 te Amsterdam gestichte vereeniging, niet officieel atheïstisch, met als doel: het zoeken naar waarheid, geleid aan de hand van natuur en rede. Stond in nauw verband met het opkomend socialisme, niet echter met alle leiders daarvan (dit verband is nu geheel verbroken); kwam later onder invloed van →■ Domela Nieuwenhuis tot scherpst radicalisme en anti-godsdienstigheid; de pogingen om het atheïsme officieel in de statuten op te nemen stuitten af op weigering van de koninklijke goedkeuring (1925, minister Th.

Heemskerk); maar zeer veel leden protesteerden tegen deze inschikkelijkheid. De Dageraad werkt vooral afbrekend door propaganda in woord en geschrift (orgaan: de Vrijdenker; maakt graag gebruik van afgevallen priesters; tocht naar Limburg 1931) en door te helpen bij het uittreden uit kerkgenootschappen. Sinds 1921 scheuring in eigen gelederen; om het zuiver afbrekend karakter en de vele, dikwijls onbeschaafd uitgevochten ruzies gaven vele intellectueelen de voorkeur aan de ver. „De Nieuwe Gedachte”. De vereeniging en haar invloed gaan sterk achteruit, maar blijven gevaarlijk.

Lit.: J. P. Kruyt, De Onkerkelijkheid in Nederland (1933, passim; Prot.); vele artikelen in Het Schild, apol. maandblad [o.a. 14e jrg. 300 vlg. (van gewezen lid); 13 jrg. 151 vlg. (P. Kasteel)]. De lectuur van organen en publicaties van de D. is voor Kath. natuurlijk verboden. Pauwels

< >