Bisschop-coadjutor - (Lat., = hulpbisschop). Wanneer een diocesaanbisschop wegens ouderdom, ziekte of andere redenen niet meer in staat is, zijn ambtsplichten geheel te vervullen, wordt door den H. Stoel een b.-c. benoemd, om hem terzijde te staan of geheel te vervangen in het bestuur van het bisdom.
Gewoonlijk wordt de b.-c. aangesteld met recht van opvolging, zoodat hij dan, nadat het bisdom vacant is geworden, onmiddellijk zonder eenige formaliteit als ordinarius het volledig bestuur van het bisdom overneemt. Soms wordt hij aangesteld zonder recht van opvolging en heet dan auxiliair-b. (episcopus auxiliaris). In sommige grootere bisdommen zijn er rechtens en doorloopend één of meerdere zie wijbisschoppen. De b.-c. wordt vrij door den paus benoemd, doch voor de keuze van een b.-c. met recht van opvolging geldt dezelfde regeling als voor de gewone zie bisschopskeuze.
Lit.: Hofmeifster, in Archiv für kath. Kirchenrecht (XII 1932).
W. Mulder.