Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 21-03-2019

Assistent

betekenis & definitie

Assistent - = bijwoner, bijstaander; assistentie = bijwoning, bijstand.

1° In de liturgie gezegd van geestelijken uit de hoogere zie Orden, dikwijls slechts tot opluistering toegevoegd aan den celebrant. zie Diakenassistent, Presbyterassistent.
2° A. worden ook genoemd de raadslieden van ordeoversten, wier bevoegdheid zich dikwijls uitstrekt over een bepaalde groep van orde-provincies (assistentie).
3° Bij het onderwijs in N e d. verstaat men onder assistent iemand, die het gewone personeel eener school bij het onderricht behulpzaam is. De toelating van assistenten tot de scholen voor gewoon lager onderwijs werd geregeld bij de wet van 30 Juni 1924 (Stbl. nr. 319). Het was slechts een tijdelijke maatregel in verband met de invoering der uniforme 48-schaal. Hij zou eindigen op 31 December 1929. Bij de wet van 29 December 1928 (Stbl. nr. 606) werd de afschaffing van het assistentschap vervroegd en bepaald, dat na beëindiging van het op 31 December 1928 loopende schooljaar of schoolcursus geen assistenten meer in de scholen werkzaam mochten zijn. WiddershovenBij het hooger onderwijs worden professoren van verschillende faculteiten bijgestaan door assistenten, die hen helpen bij het practisch onderwijs (laboratoria, teekenzalen).

In Ned. worden zij bij de rijksuniversiteiten en hoogescholen op voordracht van den betreffenden hoogleeraar benoemd door de regeering bij Kon. Besluit, bij de bijzondere universiteiten door de besturende vereeniging, bij de gemeente-universiteit te Amsterdam door B. en W.

In België worden zij gekozen tusschen de dokters, apothekers en tusschen de dragers van zekere ingenieursgraden, die met onderscheiding geslaagd zijn sedert hoogstens drie jaar. (Een langere tijd wordt geduld voor wie wetenschappelijke werken gepubliceerd heeft.)

Het aantal assistenten wordt vastgesteld naar de behoeften van den dienst, zoo nochtans dat er minstens een gehecht zij aan elken cursus, die practische proeven heeft.

Zij worden benoemd door Kon. Besluit, op voorstel van den belanghebbenden professor en na advies van de faculteit, van den rector en van den beheerder-opziener. De benoeming geschiedt voor twee jaar; zij kan twee maal vernieuwd worden; voor de geneeskundige faculteit is echter enkel één vernieuwing mogelijk.

Wanneer na verloop van dien tijd, de a. blijken van bijzondere bekwaamheid geleverd heeft en hij lukte in het speciaal doctoraal examen, kan hij, op voorstel van hooger genoemden, den eeretitel verkrijgen van geagreëerd leeraar.

Hij legt den eed af in de handen van den rector.

4° In de kloosterorden heeten assistenten de raadsleden van den Generaal en van den Provinciaal. Zij maken met hen, hetzij het Hoofdbestuur, hetzij het Provinciaal bestuur uit. De Generale assistenten worden door het Algemeen Kapittel gekozen, de andere worden door den Hoofdraad aangesteld. Denijs