Katholicisme encyclopedie

Prof. dr. J.C. Groot (1955)

Gepubliceerd op 02-01-2020

LOGOS

betekenis & definitie

is een Grieks woord met verschillende betekenissen: rede, rekening, norm, reden, verstand. Het is vooral belangrijk geworden als filosofisch begrip.

In deze zin wordt het woord sinds Heraclitus gebruikt. In de Stoa verstaat men onder de logos de wereldrede, het goddelijk beginsel, dat het geheel der dingen doordringt, samenhoudt en bestuurt en dat men zich niet als louter geestelijk en onstoffelijk voorstelt, maar als een uiterst verfijnde stof, als vuur.

Ook in verschillende Hellenistische mysteriën kent men het begrip logos. Het duidt daar op de geheime leer van het mysterie.

In de Hermetische literatuur daarentegen heeft het betrekking op het kosmogonische principe dat dan in min of meer mythische voorstellingen geïdentificeerd wordt met Tot-Hermes.Bijzondere betekenis verkrijgt het begrip bij Philo. Voor hem is de logos een tussenwezen, een hypostase, een middelaarsfiguur tussen de transcendente God en de wereld. Deze logos wordt de „Zoon Gods”, zijn „eerstgeboren Zoon” en ook „tweede God” genoemd, door wie Hij de wereld schept en ook bestuurt. In hoeverre bij deze figuur werkelijk aan een persoon gedacht wordt, is een omstreden vraag. In het N.T. wordt Christus met de logos, het Woord (Gods of des levens) geïdentificeerd (Jo. 1 : 1-2, 14; vgl. i Jo. i : 1; Openb. 19 : 13). Christus is hier het Woord, dat in den beginne was (1 : 1), dat bij God was (1 : 1-2) en door hetwelk God alles heeft geschapen (1 : 3).

Dit woord zo vervolgt de tekst in 1:14; „is vlees geworden" (zie Menswording). Het Evangelie wil daarmee de heel bijzondere betekenis van Jesus Christus als Verlosser der mensheid accentueren. Een belangrijk probleem is daarbij, tegen welke achtergrond de teksten in Jo. 1 moeten worden gezien. Veelal denkt men allereerst aan de logos bij Philo. Dit is echter zeer te betwijfelen; het sterk dualistische en ook het kosmologische van de voorstelling bij deze joodse filosoof ontbreken bij Johannes. Anderen denken aan een Oosterse gnosis, gelijk wij ze in de Mandese literatuur aantreffen.

De voorstelling van J ohannes 1 herinnert ons echter wel in de eerste plaats aan Gen. 1 en aan het scheppende Woord van God, waarvan het O.T. gewaagt (Ps. 33 : 6, Is. 55 : 11; Os. 1 : 1). Dit woord komt in het spreken en handelen van Christus tot de mensen. Blijkbaar wordt echter de logos ook praeëxistent en als een zelfstandige persoon voorgesteld. Dit doet denken aan de figuur van de Wijsheid in Spr. 8 : i 9 : 10. Ook deze wordt voorgesteld als een persoon en is aanwezig bij de schepping. Iets dergelijks geldt ook van de figuur van de Thora in bepaalde joodse teksten: ook bij deze is sprake van de goddelijkheid, de praeëxistentie en het middelaarschap bij de schepping.

Een bijzondere betekenis verkrijgt het begrip in de christelijke theologie der eerste eeuwen. Vooreerst bij de Apologeten, die het logos-begrip verbinden met dat van de Zoon Gods. De logos is hier een wezen van goddelijke aard, van de Vader onderscheiden, een „tweede God” naast de eerste. Deze is in de persoon van Jesus Christus binnengetreden in de wereld. Belangrijk is daarbij ook, vooral bij Justinus, de idee van de logos spermatikos, d.i. de logos, die reeds in de voorgeschiedenis werkt. Deze verbinding van de logos met de Zoon Gods is van ver strekkende betekenis geworden: verschillende vragen, die door de Apologeten zelf nog niet gesteld werden, moesten naderhand aan de orde komen.

Dit geschiedt in de zgn. Logos-Christologie bij latere theologen: hier worden de problemen omtrent de verhouding van God de Vader tot de Logos verder uitgewerkt. Een bijzondere betekenis verkrijgt de Logos-Christologie bij Origenes en bij verschillende theologen in de grote strijd over de Christologie. De groep, die zich tegen deze Logos Christologie keert, is die der Monarchianen . G. S.