Katholicisme encyclopedie

Prof. dr. J.C. Groot (1955)

Gepubliceerd op 02-01-2020

SLAAP

betekenis & definitie

is medisch een periodieke vermindering van de activiteit van het centrale zenuwstelsel, welke zich uit in een afsluiting van de buitenwereld en een vermindering van de activiteit van de spieren en zintuigen. De slaap is van groot belang voor de lichamelijke en geestelijke gezondheid.

Langdurige opzettelijke beroving van slaap voert tot de dood. Volgens de Bijbel is de slaap de toestand, waarin de zintuigen en het menselijk bewustzijn min of meer volkomen tot rust zijn gekomen.

Hij herstelt de krachten en verkwikt de mens; wie hem mist is ongelukkig (Ps. 32 : 4), maar wie hem uit luiheid misbruikt zal tot armoede vervallen (Spr. 10 : 5; 19 : 15). In de slaap krijgt men door de droom nieuwe ervaringen, en zo heeft men vanaf de Oudheid de slaap niet slechts beschouwd als een middel tot verkwikking, maar ook als een toestand waarin de mens bovenzinnelijke dingen kan ervaren.

De Bijbel kent ook gebeurtenissen, waarbij God zich van de slaap en de droom bedient om aan de mens zijn openbaringen te geven (bijv. Gen. 15 : 12-16; 28 : 10-16; Matth. 1:20; verder zie Droom).

Naast de letterlijke betekenis ging men slapen ook overdrachtelijk gebruiken; zo noemen wij nu nog iemand die bij het werk niet goed oplet, een „slaapkop”. Slapen werd het beeld voor inactiviteit (1 Thess. 5:6).

Daarom „slapen” de afgoden (1 Kon. 18 : 27), terwijl Israels beschermer sluimert noch slaapt (Ps. 121 : 4). Bij uitstek werd de slaap echter het beeld van de dood, zowel bij de antieken als in het O.T. en N.T. (Ps. 88 : 6; Dan. 12 : 2; 1 Thess. 5 : 10).

Uit het gebruik van slapen voor dood-zijn kan men echter geen conclusies trekken omtrent het geloof in de wederopstanding, want ook buiten het Christendom vindt men dezelfde beeldspraak. j.

D.

J./J. V.

D.