Katholicisme encyclopedie

Prof. dr. J.C. Groot (1955)

Gepubliceerd op 02-01-2020

ARMOEDE

betekenis & definitie

is het missen van de eerste levensbehoeften. Jesus’ woord: „de armen hebt gij altijd bij u” (Jo. 26 : 11), is in alle tijden bewaarheid ook al is in de moderne tijd door verhoging der productie en vooral door sociale voorzieningen veel armoede verdwenen - en het zal altijd waar blijven, omdat geen enkele samenleving alle risico’s kan ondervangen voor alle individuen.

Hoewel er armen zijn door eigen schuld (luiheid, zorgeloosheid, verkwisting, drankzucht enz.), geeft de Schrift toch duidelijk aan, dat heel vaak armoede een beproeving Gods is, die over de mens komt zonder zijn persoonlijke schuld (1 Sam 2 : 7; Spreuk. 10 : 22; 22 : 2; 29 : 13). Men huivert voor de armoede, omdat de arme verdrukt wordt, onrecht te verduren krijgt, nergens accès heeft, maar men ziet ook de gevaren van de rijkdom en vol eenvoud bidt daarom de Spreukendichter: „Geef mij armoede noch rijkdom, maar schenk mij het voedsel, dat ik nodig heb, opdat ik U in mijn overvloed niet verloochene en zeggen durf: Wie is Jahweh!, of in mijn armoede niet tot stelen kom en mij vergrijp aan de naam van mijn God” (Spreuk. 30 : 8-9).

Treft men reeds bij de Egyptenaren de gedachte aan, dat de goden de armen bijzonder beschermen, ook Israël weet dat, maar meent bovendien, dat de arme daarom ook bijzonder vroom is; men vindt deze gedachte vaak in de Psalmen. Het nieuwtestamentische „arm van geest” sluit hierop aan: wie arm is, verwacht alles van de ander, want armoede schept een afhankelijkheidsmentaliteit, ook ten opzichte van God, en disponeert voor de genade.

Het N.T. heeft dan ook een uitgesproken liefde voor de armen (vgl. Luc. 6 : 20 vv.).

Jesus leert, dat men in de arme Hemzelf moet ontmoeten (Matth. 25 : 40; zie Aalmoes).Omdat rijkdom de mens van God en de naaste kan aftrekken, gaf Jesus aan de rijke jongeling de raad: „Als gij volmaakt wilt zijn, ga dan verkopen wat ge bezit, geef het aan de armen en ge zult een schat m de hemel bezitten” (Matth. 19 : 21). Deze evangelische raad der vrijwillige armoede werd reeds door velen der eerste Christenen opgevolgd (Hand. 2 : 44; 4 : 32), en wordt door kloosterlingen beoefend in de zgn. gelofte van armoede, waardoor men afstand doet van het onafhankelijk beschikkingsrecht over tijdelijke zaken. j. v. D.