Katholicisme encyclopedie

Prof. dr. J.C. Groot (1955)

Gepubliceerd op 02-01-2020

KERKELIJKE STAAT

betekenis & definitie

noemt men het gebied in Midden-Italië, waarover de pausen tot 1870 als wereld]ijk vorst regeerden. De grondslag er van vormt de grote maatschappelijke invloed, in het uitermate wanordelijke tijdperk na de val van het West-Romeinse Rijk in Italië, uitgeoefend door paus Gregorius de Grote (590-604), wiens gezag behalve in zijn ambt ook rustte op het grote kerkelijke grondbezit (Patrimonium Petri).

In de loop der eeuwen had nl. de Kerk door schenking van keizers en particulieren vele landgoederen verkregen in de omgeving van Rome en elders in Italië, zodat de paus de grootste grondbezitter van Italië was, hetgeen hem alleen reeds een grote sociale en politieke invloed gaf. Zo ging geleidelijk de wereldlijke heerschappij over Rome en omgeving van de Byzantijnen, die er zich weinig om bekommerden, over op de pausen, die de belangen der bevolking werkelijk behartigden.

In 756 had de eigenlijke stichting plaats doordat de eerste Frankische koning, Pippijn, de door hem op de Longobarden veroverde gebieden van Ravenna, de Pentapolis en Aemilia voor eeuwig schonk aan de H. Petrus en de Romeinse Kerk (donatio Pippini).

Pippijns zoon, Karel de Grote, bevestigde deze schenking en vergrootte haar nog met enige steden.Paus Julius II (1503-1513) herstelde de Kerkelijke 'Staat, die na allerlei partijtwisten en politieke .geschillen gedurende de Middeleeuwen tenslotte door het nepotistisch beleid van Alexander VI (1492-1503) de ondergang nabij gekomen was. Onder Paulus IV (1555-1559) bleek duidelijk, dat de Kerkelijke Staat een tweederangsmogendheid was geworden. Sixtus V (1586-1590) stelde weer orde op zaken, al ging dit ook gepaard met nauwelijks te dragen belastingen. Ten tijde van Napoleon was de Kerkelijke Staat meermalen enige tijd door de Fransen opgeheven (Romeinse Republiek, 1798; inlijving bij Frankrijk, 1809). Het congres van Wenen (1815) herstelde ongeveer de oude toestand. In de 19de eeuw was de Kerkelijke Staat een prooi in de strijd om het éne Italië en na de inneming van Rome (20 Sept. 1870) werd de stad tot hoofdstad van het éne Italië verklaard en hield de Kerkelijke Staat op te bestaan.

Hiermee ontstond de Romeinse kwestie. Eerst onder Pius XI en Mussolini is deze kwestie opgelost door de zgn. Lateraanse verdragen (11 Febr. 1929), waarbij o.a. de Citta del Vaticano als een onafhankelijke staat werd gesticht. Daarmede is een einde gekomen aan het grote gevaar der secularisering van het pauselijk ambt, zoals dat aan het bezit van een aanzienlijke politieke macht verbonden was.

M. G./J. c. G.