Katholicisme encyclopedie

Prof. dr. J.C. Groot (1955)

Gepubliceerd op 02-01-2020

HEBZUCHT

betekenis & definitie

is een ondeugd die bestaat in een ongeregeld begeren en willen vasthouden van geld en goed. Ongeregeld is het begeren in zover het rechten van anderen voorbijziet en geen rekening ermee houdt dat de aardse goederen geen doel zijn doch slechts middelen voor een goed menselijk leven en wel middelen waarop, ook wanneer zij rechtmatig worden bezeten, een sociale last blijft drukken vanwege hun oorspronkelijke bestemming voor allen en vanwege de roeping van ieder mens om ook voor het welzijn van anderen bezorgd te zijn.

In zover de hebzucht een vorm van ongeregeld begeren is, gaat zij in tegen de matigheid, maar tegelijk schendt zij ook de rechtvaardigheid of de liefde. De H.

Schrift waarschuwt vaak en ernstig tegen de hebzucht. Zij noemt haar een dwaasheid (Luc. 12 : 15-22), een soort afgoderij (Matth. 6 : 24, Kol. 3 : 5, Eph. 5 : 5) en de wortel van alle kwaad (1 Tim. 6 : 9-10, Wijsheid 27 : 1 vv., 31 : 5 vv.).

In zover zij tot allerlei andere zonden voert is zij een der hoofdzonden. In het bijzonder leidt zij tot verharding van het gemoed tegenover de noodlijdenden en loopt zij uit op allerlei bedrog.

De hebzucht is onchristelijk (Eph. 5 : 3) en werelds (1 Jo. 2:16) en sluit uit van het Koninkrijk Gods (1 Kor. 6 : 10, Eph. 5 : 3-5, Kol. 3 : 5-6). A. v.

R.