Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 30-06-2020

kleden

betekenis & definitie

('kle:dən) (kleedde, heeft gekleed)

1. kleren aandoen : een kind -; zich voor een avondpartij. Syn. →: aankleden.
2. van de nodige kledingstukken voorzien : de armen -; gekleed worden, de priester-, ordeklederen aankrijgen; zich goed weten te -, smaak hebben in de keuze van zijn kleren.
3. goed staan : die jas, die hoed kleedt je keurig; die kleur kleedt prachtig.
4. voor iemand kleren maken : die kleermaker kleedt mij al veertien jaar.
5. een bepaalde vorm geven : zijn gedachten in bloemrijke taal -.

< >